aannemen dat het te last gelegde waar was en dat
het algemeen belang de telastlegging eiste.
Wetboek van Strafrecht Artikel 285b (Belaging)
1 Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk
inbreuk maakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer met oogmerk die ander te dwingen iets
te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees
aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging,
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 3
jaren of geldboete van vierde categorie.
2 Vervolging vindt niet plaats dan op klacht van hem
tegen wie het misdrijf is begaan.
Wetboek van Strafrecht Artikel 285 (Bedreiging)
Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen
personen of goederen, met geweld tegen een internationaal
beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig
misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van
personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van
diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke
aanranding van eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het
leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met
brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste 2 jaren of geldboete van vierde categorie.
2 Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een
bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt ze gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren of
geldboete van vierde categorie.
3 Bedreiging met terroristisch misdrijf wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes
jaren of geldboete van vijfde categorie.
Wetboek van Strafrecht Artikel 188 (Valse aangifte of
klacht)
Hij die aangifte of klacht doet dat een strafbaar feit
gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of
geldboete van de derde categorie.
Toelichting.
Voor de toepassing van dit artikel is het voldoende dat in
de aangifte opzettelijk – in strijd met de waarheid –
feiten zijn opgenomen waaruit valt te concluderen dat op
een zeker tijdstip op de aangegeven plaats een bepaald
strafbaar feit is gepleegd. Zelfs het opzettelijk
verstrekken van onjuiste gegevens over de plaats van het
strafbare feit en de dader, kan tot het hierboven
omschreven strafbare feit leiden.
Het doet er niet toe tegen wie de dader de valse aangifte
of klacht doet. Hij kan dat doen tegen een bekende, maar
ook tegen een onbekende. De wetgever eist niet persé een
schriftelijke aangifte of klacht, maar het zal de
duidelijkheid en ook de bewijsvoering zeker ten goede komen
als dat wel gebeurt.
Artikel 188 betreft een opzetmisdrijf omdat de
dader moet weten dat het feit niet gepleegd is. Dit zal dan