De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.
Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.
Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 470287 / HA RK 18-322
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 december 2018
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvorderingen (verder: Sv)
van:
Ralph Geissen,
verblijvende te Utrecht,
(verder te noemen: verzoeker).
1. De procedure
1.1. Uit het proces-verbaal van de zitting van de politierechter van 8 november 2018 blijkt
dat verzoeker tijdens de zitting een verzoek tot wraking van de rechter heeft ingediend en daarbij gronden voor het verzoek heeft geformuleerd. Bij brief van 20 november 2018 heeft verzoeker de
wrakingskamer stukken toegestuurd. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting
had de wrakingskamer die stukken nog niet ontvangen. De wrakingskamer heeft ter zitting
verzoeker voorgesteld dat de wrakingskamer na de zitting de toegezonden stukken zou lezen en
de inhoud van die stukken bij haar oordeel zou betrekken. Verzoeker heeft daarmee ingestemd.
Op 28 november 2018 heeft de wrakingskamer de stukken ontvangen.
1.2. Het wrakingsverzoek is op 23 november 2018 in het openbaar behandeld door de
meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De gewraakte rechter en de officier
van justitie zijn met bericht niet verschenen.
1.3. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. G.A. Bos als behandelend rechter
(hierna te noemen: de rechter) in de zaak met het parketnummer 16.659070-18. In deze zaak
heeft op 8 november 2018 een zitting van de politierechter plaatsgevonden. Verzoeker heeft
op deze zitting verzocht om zijn strafzaak te verwijzen naar de meervoudige strafkamer en
om gegevens bij de ABN-AMRO bank op te vragen. Het verzoek tot verwijzing naar de
meervoudige kamer heeft de politierechter afgewezen met de motivering, dat zij het
verweerschrift van verdachte en het strafdossier goed gelezen heeft en verwijzing niet
noodzakelijk acht. Het gevraagde onderzoek achtte de politierechter evenmin noodzakelijk.
Verzoeker heeft vervolgens de rechter gewraakt. Aan zijn wrakingsverzoek heeft hij ten
grondslag gelegd dat de rechter de strafzaak niet heeft willen doorverwijzen naar de
meervoudige kamer en zij zijn onderzoekswens heeft afgewezen.
2.2. De rechter heeft niet berust in de wraking.
2.3. De officier van justitie heeft in een e-mail van 20 november 2018 haar reactie op het wrakingsverzoek laten weten, inhoudende dat met het afwijzen van nader onderzoek door de
politierechter in redelijkheid niet gesproken kan worden van vooringenomenheid door de
rechter.
3. De beoordeling
3.1. Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en
omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2. De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag
persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een
procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de
procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de
vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een
gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid
schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde
maatstaven beoordelen.
3.3. Beslissingen van een rechter om een verzoek tot verwijzing van een strafzaak naar een ander forum en het doen van nader onderzoek al dan niet toe te wijzen zijn
tussenbeslissingen. Een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig kan gezien het gesloten
stelsel van rechtsmiddelen nimmer grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt
rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de
(tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de
rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van
de zaak. Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre dit ook geldt voor de
motivering van de (tussen)beslissing moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van
rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor
wraking, ook indien het gaat om een onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte
motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de
motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en
naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde
bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de
rechter die haar heeft gegeven.
3.4. De wrakingskamer dient dus te beoordelen of de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat de motivering van de beslissing van de politierechter tot afwijzing van de verzoeken van verzoeker van dien aard is, dat deze niet anders kan worden uitgelegd dan als blijk van
vooringenomenheid jegens verzoeker. Niet gebleken is dat van een dergelijke situatie sprake
is, ook niet in het licht van de inhoud van de brief met bijlagen van verzoeker van
20 november 2018. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom ongegrond
verklaren.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
4.1. verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
4.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van
deze rechtbank en de voorzitter van de afdeling Straf-, familie- en jeugdrecht van deze
rechtbank;
4.3. bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16.659070-18 dient te
worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing
vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. G.J.J.M. Essink en
mr. R.M. Berendsen, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam,
griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open
Laatste berichten
-
Brandmoord Narges Achikzei. Een doofpot. Een tijdlijn.
-
Eerwraak in Teheran: Moordenaar veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf
-
Eerwraak in Zehlendorf, Duitsland: Man steekt ex-vrouw dood
-
Man doodt vrouw en man in Gilan, Iran
-
Vrouw doodgeschoten voor de ogen van haar 4-jarige zoontje in Rijswijk
-
Eerwraak in Darrehshahr, Iran: 17-jarig meisje vermoord door haar vader
-
Eerwraak in Swat, Pakistan: Vrouw en drie dochters vermoord
-
Eerwraak in Gwalior, India: Vader wurgt zijn dochter
-
Femicide in Sib en Soran, Iran: Man vermoordt echtgenote en schoonmoeder
-
Eerwraak in Bhanpura, India: Vader gearresteerd voor moord op zijn dochter