Ontvangstbevestiging van donatie aan InvestigateHonorKilling.com

Contact






    WhatsappStuur ons een bericht via
    admin@investigatehonorkilling.com of
    Whatsapp nummer: +31.61.28.23.417
    Of: vul onderstaand formulier in.
    Anonimiteit en bronbescherming verzekerd.

    Hartelijk dank voor uw donatie
    Uw steun aan onze organisatie wordt zeer op prijs gesteld.

    Laatste Berichten

    Officier van Justitie Mr. Rob van Noort: “Iemand wilde niet dat Narges zou gaan trouwen! MDNDR021 heeft Narges vermoord omdat zij hopeloos verliefd was op Haroen Mehraban. “

    Getuigenis 111 van 225 in moordzaak Narges Achikzei

    Ambtenaar
    Moeilijk voorstelbaar dat MDNDR021 dit alleen heeft gedaan. Heeft ze zelf aangebeld? Hoe is ze gevlucht? Iemand wilde niet dat Narges zou gaan trouwen! MDNDR021 heeft Narges vermoord omdat zij hopeloos verliefd was op Haroen Mehraban. Officier van Justitie Mr. Rob van Noort


    Hof veroordeelt MDNDR021 voor brandmoord tot 12 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.

    ECLI:NL:GHARL:2013:6057

    Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
    Datum uitspraak 14-08-2013
    Zaaknummer 21-002082-11
    Rechtsgebieden Strafrecht
    Bijzondere kenmerken Hoger beroep

    Zeister Brandmoord. Hof veroordeelt verdachte voor moord tot 12 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.

    Afdeling strafrecht

    Parketnummer: 21-002082-11
    Uitspraak d.d.: 14 augustus 2013
    TEGENSPRAAK
    Promis

    [arrest] van de meervoudige kamer voor strafzaken

    gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van

    25 mei 2011 in de strafzaak tegen

    MDNDR021,

    geboren te Kabul op 13-11-1981,

    thans verblijvende in het PPC te Zwolle.

    Het hoger beroep

    De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

    Onderzoek van de zaak

    Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 juli 2013 en 14 augustus 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

    Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,

    mr. W.J. Ausma, naar voren is gebracht.

    Het vonnis waarvan beroep

    Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

    De tenlastelegging

    Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

    primair:
    zij op of omstreeks 7 december 2009 te Zeist en/of (elders) in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, een vrouw, genaamd Narges Achikzei, van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, toen en aldaar, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die Narges Achikzei en/of haar kleding, met een hoeveelheid motorbenzine, althans een brandversnellende, althans brandbare vloeistof, overgoten en/of (vervolgens) die Narges Achikzei en/of haar kleding en/of die motorbenzine, althans die brandversnellende, althans brandbare vloeistof, met (het vuur van) een aansteker aangestoken en/of (aldus) in brand gestoken, waardoor die motorbenzine, althans brandversnellende, althans brandbare vloeistof en/of de kleding van die Narges Achikzei en/of (vervolgens) die Narges Achikzei vlam vatte(n), tengevolge waarvan die Narges Achikzei (aan ernstige verbranding) is overleden;

    subsidiair:
    zij op of omstreeks 7 december 2009 te Zeist en/of (elders) in Nederland, opzettelijk een vrouw, genaamd Narges Achikzei, van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, toen en aldaar, met dat opzet die Narges Achikzei en/of haar kleding, met een hoeveelheid motorbenzine, althans een brandversnellende, althans brandbare vloeistof, overgoten en/of (vervolgens) die Narges Achikzei en/of haar kleding en/of die motorbenzine, althans die brandversnellende, althans brandbare vloeistof, met (het vuur van) een aansteker aangestoken en/of (aldus) in brand gestoken waardoor die motorbenzine, althans brandversnellende, althans brandbare vloeistof en/of de kleding van die Narges Achikzei en/of (vervolgens) die Narges Achikzei vlam vatte(n), tengevolge waarvan die Narges Achikzei (aan ernstige verbranding) is overleden.

    Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

    Standpunt van het openbaar ministerie

    De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

    Standpunt raadsman

    De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu het opzet ontbreekt doordat verdachte heeft gehandeld vanuit een dissociatieve toestand.

    Overweging met betrekking tot het bewijs 1

    Op 7 december 2009 omstreeks 17.25 uur is bij de regionale meldkamer van de politie Utrecht een melding binnengekomen dat op de twaalfde verdieping van de Gero-flat aan de Laan van Vollenhove in Zeist een vrouw in brand staat.2 Brandweer, ambulancedienst en politie worden ter plaatse gestuurd.

    Verbalisant [verbalisant 1] is ter plaatse en op het moment dat hij in het trappenhuis op de elfde etage staat, komt er een man via de trap omhoog. De man geeft aan te zijn

    [getuige 1]. De man vertelt dat hij ongeveer een half uur geleden gebeld had met zijn vriendin. Die vriendin blijkt later te zijn genaamd: Narges Achikzei. Zijn vriendin vertelde hem dat er door iemand gebeld was met de mededeling dat er een pakje was. Zij is daarop naar beneden gegaan. Even later is zij weer naar boven gegaan, terwijl zij (weer) samen aan het bellen zijn. Plotseling hoorde hij gegil door de telefoon. De verbalisant hoort de man zeggen: “Er is iets vreselijks gebeurd” en “Ze hebben mijn vriendin in de fik gestoken. Oh god.”3

    Door flatbewoners is de vrouw door middel van een deken en water reeds ‘geblust’. De vrouw leefde nog en er is haar eerste hulp verleend, waarna de vrouw per ambulance naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht is vervoerd. Later op de avond is zij overgebracht naar het Brandwondencentrum van het Maasstadziekenhuis in Rotterdam, waar zij later die avond is overleden aan haar verwondingen.4

    Bij de sectie is gebleken dat 80% van het lichaamsoppervlak thermisch beschadigd is. De ernst hiervan is dusdanig dat overwegend van vierdegraads brandwonden gesproken kan worden. De aard en uitgebreidheid van de thermische letsels is zodanig dat hierdoor het intreden van de dood zonder meer verklaard kan worden. De conclusie luidt dat het intreden van de dood van de 23-jarige Narges Achikzei verklaard wordt door ernstige verbranding.5

    Technisch onderzoek Gero-flat

    Op 7 december 2009 is door de politie technisch onderzoek verricht op de plaats delict. Op de vloer van de galerij langs het metalen hekwerk, direct tegenover de ingang naar de hal van het trappenhuis, zijn door verbalisanten scherven en delen van een glazen weckpot (voorraadpot) aangetroffen. Zij hebben gezien dat die delen en scherven beroet waren. Ook hebben zij tussen de glasscherven een prop witkleurig textiel zien liggen, die naar benzine rook.6

    In het trappenhuis, in de open ruimte die zich direct links bevond vanuit de lift, hebben de verbalisanten twee onderdelen van een aansteker aangetroffen.7

    Ook is door verbalisanten de intercombel op het paneel naast de buitendeur bij de portiek, behorende bij de woning [adres] te Zeist, zijnde de woning van Narges Achikzei, middels een wattenstaafje bemonsterd in verband met de eventuele aanwezigheid van biologische sporen.8

    A. Witkleurig textiel

    Het aangetroffen stuk wit textiel is onderzocht op de aanwezigheid van brandversnellende middelen. Op het stuk textiel is motorbenzine aangetroffen.9

    B. Aansteker

    Het DNA-materiaal van verdachte is vergeleken met het celmateriaal dat is aangetroffen op de aansteker. Het celmateriaal dat is aangetroffen op de aansteker kan afkomstig zijn van verdachte. De kans dat dit celmateriaal van een willekeurig gekozen vrouw is, is kleiner dan één op één miljard.10

    C. Intercombel

    Het DNA-materiaal van verdachte is vergeleken met het celmateriaal dat is aangetroffen op de intercombel. Het celmateriaal dat is aangetroffen is op de intercombel is afkomstig van ten minste drie personen, waarvan tenminste één man. Op basis van vergelijkend DNA onderzoek kan verdachte niet worden uitgesloten als één van de mogelijke donoren van deze bemonstering.11

    Videobeelden Gero-flat en L-flat

    Na onderzoek is gebleken dat zowel het slachtoffer als een ander persoon zichtbaar zijn op de beelden, opgenomen door bewakingscamera’s in het complex. Deze beelden zijn deels vertoond bij het tv programma Opsporing Verzocht.

    Op basis van de beelden en het signalement van de andere persoon dan Narges Achikzei kan worden vastgesteld dat die persoon kort voor het plegen van het misdrijf in de Gero-flat tevens binnen is geweest in portiek 5 van de L-flat, de naastgelegen flat waar de ouders van het slachtoffer woonachtig zijn.12 Op basis van de beelden wordt die persoon omschreven als vermoedelijk een vrouw met een normaal postuur en ongeveer 1.60 meter lang.13 Om 16.37.48 uur loopt de persoon langs portiek 3, portiek 2 en portiek 1 van de Gero-flat richting de L-flat. Vier minuten later is zichtbaar dat de persoon zichtbaar is bij portiek 5 van de L-flat en zich ophoudt bij het belbord. Vervolgens verdwijnt zij uit beeld en 7 minuten later komt zij wederom in beeld en gaat zij de L-flat in, die zij om 16.53.59 uur verlaat. Om 16.58.40 uur komt de bewuste persoon langs portiek 1, 2 en 3 richting portiek 4 van de Gero-flat, waar zij de Gero-flat binnengaat.14 De persoon loopt achter twee vrouwen aan naar binnen. Op het moment dat de persoon ter hoogte van het hoger gelegen niveau in de hal komt, brengt deze het gezicht naar beneden en houdt de rechterhand voor het gezicht/de sjaal.15 De persoon stapt in de lift en gelet op de tijdsduur (het hof begrijpt: van de rit) is hij/zij vermoedelijk uitgestapt op de 12e verdieping.16 De persoon verblijft 3.10 minuten op deze verdieping en gaat met de lift naar beneden.17 De persoon blijft staan bij het intercompaneel en ongeveer 13 minuten later betreedt de persoon de Gero-flat wederom bij portiek 4. De persoon stapt in de lift en gelet op de tijdsduur stapt deze uit op de 10e verdieping.18 Twintig seconden later stapt Narges Achikzei op de 12e verdieping in de lift en gaat zij naar de buitendeur van de hal en kijkt om zich heen. Vervolgens loopt zij naar de brievenbussen, kijkt zij wederom om zich heen en loopt zij terug naar de lift.19 In de lift brengt Narges Achikzei haar telefoon naar haar oor. Zij stapt op de 12e verdieping de lift uit met de telefoon nog aan haar oor. Op het moment dat zij net voor de galerij loopt, wordt zij van rechts overgoten met een vloeistof. De persoon gaat door haar knieën en steekt Narges Achikzei aan, waarna een grote steekvlam volgt. Deze steekvlam zet Narges Achikzei in een fractie van een seconde in vuur en vlam. De persoon loopt de galerij op. Narges Achikzei valt op dat moment al brandend op de grond van het trapportaal. Terwijl de persoon wegloopt, blijkt dat er een vlam zichtbaar is ter hoogte van zijn/haar rechterhand/arm.20 De persoon stapt twee minuten later op de 8e verdieping in de lift en hetzelfde gekleed als daarvoor, maar in plaats van een gestreepte sjaal draagt de persoon een geruite sjaal van het dessin Burberry.21 De persoon stapt de lift uit en rent vervolgens richting de buitendeur, waarna de persoon om 17.29 uur de Gero-flat verlaat.

    Verbalisant [verbalisant 2] heeft geconstateerd dat de aangehouden verdachte[verdachte] grote gelijkenis vertoont met de dader die zichtbaar is op de hiervoor beschreven camerabeelden van de Gero-flat. De verbalisant heeft gezien dat verdachte een vrouw is met donkerkleurig/zwart lang haar en donkere wenkbrauwen. De verdachte heeft een normaal postuur en is circa 1.60 meter lang. Tevens is gebleken dat verdachte ernstige brandverwondingen op haar rechterhand heeft.22

    Getuige [getuige 2], een collega van verdachte, heeft verklaard dat zij de beelden bij Opsporing Verzocht heeft gezien en dat zij het haar van verdachte herkent. De lengte van het haar van verdachte en de donkere kleur ervan, ook de vorm van het staartje op de beelden is precies zoals verdachte het ook vaak droeg.[getuige 2] heeft ook de oogopslag en wenkbrauw herkend. “Verdachte heeft als je haar aankijkt iets speciaals in haar blik, iets wat je aantrekt en die speciale blik herkende ik ook op de beelden van Opsporing Verzocht.”23

    Getuige [getuige 3], een medestudent van verdachte, heeft verklaard dat hij op de beelden wel bepaalde trekjes van verdachte heeft gezien; de wijze waarop zij loopt en zij haar tas draagt.24

    Getuige [getuige 4], een goede vriendin van verdachte, heeft verklaard dat zij de beelden van de dader op de computer via internet had bekeken. Op het moment dat zij de vrouw zag met de zwarte jas, wist zij meteen dat het verdachte betrof. Zij heeft net zo’n tas en zo’n zelfde jas. Dat heeft [getuige 4] bij verdachte gezien. Ook heeft verdachte zo’n Burberry sjaal.25

    Verklaringen verdachte
    Op 24 januari 2010 heeft verdachte zich in het gezelschap van haar broer en verloofde bij het politiebureau in Oss gemeld. Zij heeft tegen de verbalisant gezegd: “Ik heb het idee dat ik iets ernstigs heb gedaan. Ik heb vermoedelijk iemand vermoord… Ik heb het over de moord in Zeist. Op 7 december 2009 is daar een meisje vermoord in een appartement.” De verbalisant heeft gezien dat haar rechterhand met een verband was omwikkeld.26

    Ter terechtzitting in hoger beroep op 17 juli 2013 heeft verdachte verklaard dat zij zich bij de politie heeft gemeld omdat zij een lengte van 1.60 meter heeft en brandwonden aan haar rechterhand had. Ook heeft zij verklaard dat zij een Burberry sjaal heeft gehad, zoals die op de beelden te zien is.27

    Letsel verdachte
    Bij lichamelijk onderzoek door een forensisch arts op 26 januari 2010 is een situatie na operatieve behandeling van (overwegend) tweedegraads en derdegraads brandwonden aan de rechterhandrug en aan de strekzijde van de wijs-, midden- en ringvinger van de rechterhand aangetroffen. Het aspect van de verwondingen past bij nog niet restloos genezen, operatief behandelde brandwonden, veroorzaakt door de plaatselijke thermische inwerking van hete en/of brandende vloeistof. Gezien het aspect van de verwondingen kan de leeftijd hiervan een aantal weken tot een klein jaar bedragen. Er is nog geen eindtoestand ingetreden.28

    Beoordeling door het hof

    Ontstaan van het letsel bij verdachte
    De huisarts van verdachte heeft verklaard dat verdachte zich op 22 december 2009 heeft gemeld met een brandwond aan haar rechterhand die zij naar eigen zeggen twee weken eerder had opgelopen als gevolg van een steekvlam met spiritus en waaraan zij op 9 december 2009 door een ‘neef huisarts’ is geholpen.29 Dr. H. Boxma, chirurg en J. Dokter, medisch coördinator, rapporteren aan de huisarts dat zij verdachte hebben gezien naar aanleiding van brandwonden die zij op 5 december 2009 zou hebben opgelopen aan de rechterhand als gevolg van een spiritusverbranding.30

    Aan de (toenmalige) verloofde van verdachte, [getuige 5], is gevraagd of hij zich kan herinneren of verdachte op 6 december 2009, de dag voor het delict, verwondingen had aan haar rechterhand, waarop hij antwoordde dat hij daar niet op heeft gelet en dat hij zich dat niet kan herinneren.31 Op 5 en 6 december 2009 is [getuige 5] bij verdachte geweest.32

    Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij verdachte op 9 december 2009 heeft gezien en dat verdachte haar hand toen in het verband had en dat haar hand opgezwollen was.33 [getuige 6] heeft verklaard dat zij een mondbehandeling kreeg van verdachte en dat verdachtes hand echt dik was en pijn deed.34

    Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat zij verdachte op 9 december 2009 heeft gezien en dat verdachtes rechterhand dik was en dat er verband op zat.35

    Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het aannemelijk is dat het letsel aan de rechterhand van verdachte in ieder geval is ontstaan na 6 december 2009, omdat haar verloofde, de getuige [getuige 5], op 5 en 6 december niets van een verwonding heeft gezien en verdachte nadien haar hand in het verband had. Het hof acht het niet aannemelijk dat het de getuige [getuige 5] niet zou zijn opgevallen als verdachte haar hand die dag in het verband zou hebben gehad.

    Verdachte heeft tegen verschillende personen wisselende verklaringen afgelegd met betrekking tot het ontstaan van het bewuste letsel aan haar rechterhand, te weten:

    – tegen de huisarts op 22 december 2009 dat zij twee weken geleden een brandwond heeft opgelopen als gevolg van een steekvlam met spiritus,36

    – tegen [getuige 5] dat er bij het zetten van thee heet water over haar hand is gekomen en dat er een glas is kapotgevallen,37

    – tegen haar moeder dat ze is gevallen met de fiets,38

    – tegen haar zus dat er een glasscherf in haar hand zit,39

    – tegen haar vriendin [getuige 6] dat ze is gevallen met de fiets en later heeft ze gezegd dat haar hand gewond is geraakt bij een barbecue,40

    – tegen haar collega [getuige 8] dat ze aangetikt was door een auto terwijl zij fietste en dat zij daardoor gevallen was en daarbij haar pols had bezeerd,41

    – tegen haar collega [getuige 9] dat ze haar hand heeft verbrand bij het bakken van kip op de barbecue, waarbij haar vriend of broer spiritus heeft gebruikt. Bij het aansteken is een steekvlam ontstaan die over haar hand is gekomen waardoor haar hand is verbrand,42

    – tegen haar collega [getuige 10] dat ze een tijdje geleden een barbecue had en dat zij tijdens het grillen en koken haar hand had verbrand aan die barbecue en dat zij enige tijd na het verbranden op haar hand is gevallen, waardoor de wond is opengegaan en is gaan ontsteken.43

    Ter terechtzitting in hoger beroep op 17 juli 2013 heeft verdachte aangegeven dat zij geen verklaring kan geven waarom zij dermate wisselend heeft verklaard over de oorzaak van het letsel aan haar rechterhand. Het hof is van oordeel dat, zeker gelet op de ernst van de verdenking, het in onderhavig geval op de weg van verdachte ligt om daaromtrent uitleg te geven.

    Het hof is gelet op de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen, de wisselende verklaringen van verdachte omtrent het bij haar geconstateerde letsel in combinatie met de hiervoor beschreven camerabeelden van oordeel dat het letsel aan de rechterhand van verdachte is ontstaan tijdens het in brand steken van Narges Achikzei op 7 december 2009.

    Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders dan dat het verdachte is geweest die op 7 december 2009 Narges Achikzei in brand heeft gestoken en van het leven heeft beroofd.

    Opzet
    Naar het oordeel van het hof heeft verdachte ook het opzet op de dood van Narges Achikzei gehad. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het overgieten van iemand met motorbenzine en deze daarna in brand steken, kan het niet anders dan dat verdachte het opzet op de dood heeft gehad.

    Het verweer dat het opzet op de dood ontbreekt omdat verdachte een dissociatieve stoornis heeft, verwerpt het hof. Het hof is, zoals later nader uiteengezet zal worden, niet van oordeel dat bij verdachte sprake is van een dissociatieve stoornis en volgt de raadsman dan ook niet in zijn visie daarop.

    Voorbedachte raad
    Bij de beoordeling van deze vraag gaat het hof uit van de overwegingen van de Hoge Raad in zijn arrest van 28 februari 2012 (LJN BR2342), inhoudend:

    “Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

    Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. Mede met het oog op het hierboven aangeduide strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten – anders dan wel uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad wordt afgeleid – aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.”

    Het hof is van oordeel dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op haar te nemen of reeds genomen besluit en tot het maken van keuzes, hetgeen uiteindelijk geleid heeft tot de dood van Narges Achikzei.

    Het hof gaat daarbij uit van de volgende feiten.

    Op 7 december 2009 is verdachte naar Zeist gegaan en heeft, kennelijk ter voorbereiding van haar handelen, een weckglas (een glazen pot met een ruime opening) gevuld met motorbenzine, een wit stuk textiel en een aansteker bij zich. Uit de camerabeelden van de Gero-flat blijkt dat verdachte ongeveer een uur voor het plegen van het feit in de buurt van de Gero-flat waar het slachtoffer woonde, en de L-flat, waar de ouders van het slachtoffer woonden, is geweest. Zij is de Gero-flat binnengegaan, die zij na korte tijd weer heeft verlaten om daarna weer terug te komen en met de lift naar boven te gaan. Verdachte was gekleed -en vermomd- met een pet, een sjaal voor haar gezicht en hals en zij had haar capuchon op. Tevens heeft zij de bewakingscamera’s in de flat ontweken. Verdachte heeft kennelijk Narges Achikzei naar beneden gelokt met de mededeling dat er een pakketje wordt bezorgd, terwijl verdachte zich inmiddels met de lift naar de tiende verdieping en later lopend naar de twaalfde verdieping heeft verplaatst. Op het moment dat Narges Achikzei op de twaalfde verdieping uit de lift is gestapt, is zij door verdachte overgoten met motorbenzine en in brand gestoken.

    Uit het voorgaande volgt dat verdachte zeer goed voorbereid, maar ook geraffineerd heeft gehandeld om Narges Achikzei met benzine te overgieten en in brand te steken en daarmee haar dood te bewerkstelligen. Mede gelet op de verrichte (voorbereidings)handelingen en de tijdspanne waarbinnen een en ander zich afspeelde, heeft verdachte zich gedurende enige tijd kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Zij heeft, gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken, niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

    Het verweer dat de voorbedachte raad ontbreekt doordat verdachte een dissociatieve stoornis heeft, verwerpt het hof. Het hof is, zoals later nader uiteengezet zal worden, niet van oordeel dat bij verdachte sprake is van die stoornis en volgt de visie van de raadsman dan ook niet. Het hof is van oordeel dat sprake is van voorbedachte raad, waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.

    Bewezenverklaring

    Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

    zij op 7 december 2009 te Zeist en/of (elders) in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, een vrouw, genaamd Narges Achikzei, van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, toen en aldaar, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die Narges Achikzei en/of haar kleding, met een hoeveelheid motorbenzine, overgoten en (vervolgens) die Narges Achikzei en/of haar kleding en/of die motorbenzine, met (het vuur van) een aansteker aangestoken en (aldus) in brand gestoken, waardoor die motorbenzine en de kleding van die Narges Achikzei en/of (vervolgens) die Narges Achikzei vlam vatte(n), tengevolge waarvan die Narges Achikzei (aan ernstige verbranding) is overleden.

    Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
    Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

    het primair bewezen verklaarde levert op:

    moord.

    Strafbaarheid van de verdachte

    Voor de beantwoording van de vraag of bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit al dan niet een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens bestond, heeft het hof gelet op de volgende zich in het dossier bevindende rapporten over verdachte. Het hof acht de daaraan ontleende, hieronder zakelijk weergegeven, overwegingen en conclusies van belang:

    – uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 20 juli 2010, opgemaakt en ondertekend door R.J.P. Rijnders, psychiater en E.J. Muller, GZ-psycholoog:

    De rapporteurs menen dat verdachtes identiteit niet tot volledige rijping is gekomen, vermoedelijk vanwege haar levenslange perceptie niet door haar moeder te worden geaccepteerd. Er lijkt bij verdachte sprake van een identiteitsprobleem, maar er kan niet gesproken worden van een identiteitsstoornis. Er bestaat geen reden om een persoonlijkheidsstoornis bij verdachte te diagnosticeren. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling van haar geestesvermogens.

    Verdachte hoort stemmen en dat kan wijzen op akoestische hallucinaties, maar ook op pseudohallucinaties. Mochten er stemmen zijn, dan zijn deze niet van een (psychotisch) hallucinatoir karakter. Er is thans sprake van een depressieve stoornis van matig ernstige tot ernstige aard, in de laatste jaren lijkt er sprake van een chronische ontstemming met kortdurende depressieve schommelingen, dysforie, alsmede somatische klachten in het kader van een dysthyme stoornis. Beide stoornissen kunnen worden omschreven als een ziekelijke stoornis. Vanuit verdachtes psychische problematiek redenerend kan geen doorwerking in het tenlastegelegde worden vastgesteld, waardoor de rapporteurs concluderen dat er geen gedragskundige gronden aanwijsbaar zijn voor vermindering van toerekeningsvatbaarheid.

    – uit het briefrapport d.d. 3 december 2010, opgemaakt en ondertekend door
    E.J.P. Brand, psycholoog:

    Rapporteur sluit niet uit dat bij verdachte een dissociatieve identiteitsstoornis ten volle aanwezig is en dat haar gedrag op momenten volledig wordt bepaald door krachten die zich aan haar dagelijks bewustzijn onttrekken. Dit laatste zou kunnen betekenen dat er sprake is van in enige verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Als de stoornis onbehandeld zou blijven, kan dat leiden tot herhaling van (strafbare) feiten. In het Psychiatrisch Centrum Altrecht in Utrecht kan nader onderzocht worden of verdachte deze stoornis heeft.

    – uit het Pro Justitia rapport d.d. 4 april 2011, opgemaakt en ondertekend door
    M. Drost, psychiater:

    De conclusie van Drost luidt dat bij verdachte sprake is van een stemmingsstoornis met depressieve klachten. De deskundige kan bij gebrek aan de mogelijkheid de motieven en toedracht met verdachte te exploreren, geen verband leggen tussen de stoornis en het tenlastegelegde feit.

    – uit het verslag van het diagnostisch onderzoek d.d. 14 oktober 2011, opgemaakt en ondertekend door S. Boon, klinisch psycholoog/psychotherapeut:

    Er zijn aanwijzingen voor identiteitsproblemen en fragmentering van het zelf, passend bij een ernstige dissociatieve stoornis. De stemmen die verdachte beschrijft lijken zogenaamde pseudohallucinaties, die zich veelvuldig voordoen bij een dissociatieve identiteitsstoornis. Verdachte lijdt aan een dissociatieve stoornis, naar alle waarschijnlijkheid een dissociatieve identiteitsstoornis. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor chronische PTSS-klachten. Indien onbehandeld, bestaat er een fors risico op recidivering en herhaling van strafbare feiten. Boon stelt dat verdachte op momenten niet in staat is om haar wil in morele vrijheid te bepalen en dus niet of sterk verminderd ontoerekeningsvatbaar (het hof begrijpt: niet of sterk verminderd toerekeningsvatbaar) is.

    – uit het verslag van het psychiatrisch onderzoek d.d. 10 februari 2013, opgemaakt en ondertekend door D.W.G.M. Tijdink, psychiater:

    De conclusie van deze rapporteur luidt dat duidelijk sprake is van een ernstige chronische dissociatieve stoornis, zeer waarschijnlijk een dissociatieve identiteitsstoornis. Dit blijkt uit de chronische dissociatieve en posttraumatische stressstoornis symptomen die verdachte beschrijft. Tijdink deelt de conclusie van de eerdere rapporteurs Brand en Boon dat gespecialiseerde behandeling wenselijk zou zijn voor de dissociatieve identiteitsstoornis, mede om herhaling van gevaarlijk gedrag in een andere bewustzijnstoestand (zogenaamde dissociatieve identiteiten horend bij deze stoornis) te voorkomen.

    – uit het Pro Justitia rapport d.d. 11 juli 2013, opgemaakt en ondertekend door
    P.E. Geurkink, forensisch psycholoog:

    Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de zin van een dysthyme stoornis en soms zelf een depressie in engere zin en een dissociatieve stoornis NAO (niet anderszins omschreven). Gezien haar psychische conditie en de vastgestelde pathologie is het, indien het tenlastegelegde wordt bewezen, zeer wel mogelijk dat verdachte in een periode van meer of mindere mate van dissociatie is gekomen tot het tenlastegelegde. Verdachte dient tenminste als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd te worden. Als verdachte niet wordt behandeld voor haar ernstige gecombineerde pathologie is de kans op recidive groot te noemen. Een veilige en adequate behandeling kan alleen plaats vinden in het kader van een terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging van overheidswege.

    – uit het Pro Justitia rapport d.d. 11 juli 2013, opgemaakt en ondertekend door
    J.M.J.F. Offermans, psychiater:

    Er is geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Er is wel sprake van een combinatie van een dissociatieve stoornis NAO (niet anderszins omschreven) en van een dysthyme stoornis, waarop bij tijd en wijle episodes van een depressie in engere zin gesuperponeerd zijn. Er kan overigens niet uitgesloten worden dat sprake is van een dissociatieve identiteitsstoornis. Dit is ook zo geweest ten tijde van het tenlastegelegde en de conclusie is dat verdachte tenminste als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, indien het feit wordt bewezen. De aard van verdachtes psychopathologie en in het bijzonder de dissociatieve stoornis vereisen een langdurige, intensieve en specifieke behandeling. Het advies luidt om terbeschikkingstelling met het bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.

    Beoordeling hof: is sprake van een dissociatieve stoornis/dissociatieve identiteitsstoornis?
    De deskundigen Rijnders en Muller enerzijds en Offermans en Geurkink anderzijds –alle vier werkzaam voor het NIFP- verschillen van opvatting met betrekking tot de aanwezigheid bij verdachte van een dissociatieve stoornis, dan wel een dissociatieve identiteitsstoornis.

    Verdachte heeft van 6 mei tot 23 juni 2010 -relatief kort na het ten laste gelegde- in het Pieter Baan Centrum verbleven en is aldaar geobserveerd. Tevens is een uitgebreid milieuonderzoek verricht.

    Het hof stelt voorop dat door vrienden, collega’s en familie geen melding is gemaakt van feiten en omstandigheden waaruit zou volgen dat door hen in het (frequente) contact met verdachte ooit waarnemingen zijn gedaan die leiden tot de gedachte aan een dissociatieve stoornis. Dat geldt dus voor de mensen die haar voorafgaand aan het delict gedurende een langere periode in min of meerdere mate intensief hebben gezien en meegemaakt.

    Ten tijde van een eerdere medische behandeling ter zake van depressieve klachten heeft verdachte evenmin melding gemaakt van klachten die passen bij een dissociatieve stoornis zoals amnesie, slapeloosheid, horen van stemmen, depersonalisatie of derealisatie.

    Verdachte heeft in het kader van onderzoek door de politie, tijdens de zittingen van de rechtbank en het hof, alsmede tegenover de hiervoor genoemde rapporteurs geen openheid gegeven over feiten en omstandigheden van het delict. Zij heeft verklaard zich hier niets van te herinneren.

    Ter terechtzitting in hoger beroep zijn Rijnders, Muller, Tijdink, Offermans en Geurkink als getuige/deskundige uitgebreid gehoord. Daarbij hebben zij de gelegenheid gekregen om op elkaars standpunten en opvattingen te reageren.

    Tijdink, werkzaam als behandelend psychiater in een psychiatrisch centrum heeft verklaard -naar aanleiding van hetgeen verdachte zelf in een gesprek met haar heeft gesteld, te weten dat verdachte last heeft van onder andere geheugenverlies, stemmen en slapeloosheid – tot de conclusie te zijn gekomen dat verdachte lijdt aan een ernstige chronische dissociatieve stoornis, zeer waarschijnlijk een dissociatieve identiteitsstoornis. Tijdink heeft haar bevindingen telefonisch doorgegeven aan Offermans.

    Zowel Offermans als Geurkink hebben ter zitting aangegeven weinig ervaring te hebben op het gebied van dissociatieve stoornissen. Geurkink heeft de resultaten van de onderzoeken van Boon en Tijdink geïntegreerd met zijn klinische onderzoeksbevindingen met betrekking tot verdachte. Offermans heeft zijn eigen klinische bevindingen gekoppeld aan de conclusie van Tijdink.

    Rijnders heeft ter terechtzitting benadrukt dat het fenomeen van de dissociatieve stoornis in de wetenschap een omstreden en veel besproken stoornis is. Desondanks hebben zowel Muller als hij de mogelijkheid dat verdachte aan die stoornis zou lijden, als werkhypothese bij het onderzoek in het Pieter Baan Centrum betrokken. Zij hebben die mogelijkheid op basis van hun onderzoek uitgesloten.

    Ook heeft Rijnders ter terechtzitting naar voren gebracht dat Tijdink geen forensisch psychiater is die verklaringen/mededelingen/stellingen van een verdachte beoordeelt en verifieert c.q. falsificeert zoals in de forensische gedragrapportage gebruikelijk is. Tijdink is een GZ-psychiater die een diagnose kan stellen als vertrekpunt voor een behandeling. Tijdink heeft verdachte vanuit het oogpunt van behandelaar onderzocht en heeft de door verdachte gestelde klachten als uitgangspunt genomen voor haar diagnose. Daar komt bij, zo stelt Rijnders, dat het geheugenverlies van verdachte ook te verklaren zou kunnen zijn door haar depressie en dat het -eventuele – horen van stemmen, pseudohallucinaties zou kunnen betreffen.

    Gezien het voorgaande hecht het hof meer waarde aan het standpunt van de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum dan aan het standpunt van de andere deskundigen en neemt het rapport van het PBC in combinatie met de daarop gegeven toelichting ter zitting als uitgangspunt. Het hof is van oordeel dat bij verdachte geen sprake is van een dissociatieve stoornis, dan wel een dissociatieve identiteitsstoornis.

    Beoordeling hof: dysthyme stoornis
    Het hof stelt vast dat zowel de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum als de rapporteurs pro justitia Offermans en Geurkink tot de conclusie komen dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een dysthyme stoornis en dat dat ook het geval was ten tijde van het tenlastegelegde. Het hof neemt dit oordeel over.

    Conclusie hof
    Het hof acht aannemelijk dat het bewezen verklaarde feit verdachte niet volledig kan worden toegerekend vanwege de bij haar bestaande dysthyme stoornis. In welke mate verdachte toerekeningsvatbaar is, kan het hof niet vaststellen. Dat betekent dat de strafbaarheid van verdachte niet of niet geheel is uitgesloten.

    Oplegging van straf en/of maatregel

    De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wegens moord wordt veroordeeld tot 23 jaar gevangenisstraf.

    De rechtbank Utrecht heeft de verdachte wegens moord veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf.

    De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, eveneens wegens moord, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, nu verdachte tenminste verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden. Subsidiair heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf voor de duur van 23 jaar geëist, indien het hof van oordeel is dat verdachte geheel toerekeningsvatbaar is.

    De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

    Met betrekking tot de ernst van het feit overweegt het hof dat verdachte Narges Achikzei, een jonge vrouw van 23 jaar die in de bloei van haar leven was en op het punt stond om te trouwen, op gruwelijke wijze heeft vermoord. Verdachte heeft Narges Achikzei, op een zorgvuldig uitgekozen moment, overgoten met motorbenzine en in brand gestoken. De pijn en angst die Narges Achikzei gevoeld moet hebben, is niet in woorden uit te drukken. In het dossier zijn verklaringen opgenomen van ambulancemedewerkers die hulp hebben verleend aan Narges Achikzei. Een van hen beschrijft de paniek in haar ogen en haar gillen van de pijn. Aan haar ogen en de angst zag hij dat ze nog helder was en bij kennis. Hij verklaart: “Ze moet in mijn ogen hebben gezien dat er niet veel hoop meer was”.44

    Het handelen van verdachte betreft een wrede daad waarvan menigeen zich niet kan voorstellen dat een mens in staat is om die bij een ander mens te verrichten. Verdachte heeft, hoewel de pijn en angst bij Narges Achikzei te voorzien waren, zich hierdoor niet laten weerhouden.

    Daarnaast heeft het in brand steken een enorme impact gehad op bewoners van de flat en andere personen die Narges Achikzei hebben aangetroffen, terwijl zij in brand stond. Zij was hopeloos verloren en mensen hebben geprobeerd haar te koelen met water, naar hetgeen later blijkt tevergeefs. Ook heeft de verloofde van Narges Achikzei haar door de telefoon horen gillen op het moment dat zij in brand was gestoken. Zijn angst voor hetgeen Narges Achikzei op dat moment overkwam en de paniek in haar stem moeten ondraaglijk voor hem zijn geweest en zorgt tot op de dag van vandaag voor een groot trauma.

    Aan de nabestaanden van Narges Achikzei is onherstelbaar, ondraaglijk en levenslang leed toegebracht. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting afgelegde verklaringen door haar moeder, zuster, tante en verloofde. Zij zullen het door hen zo geliefde familielid en verloofde door toedoen van verdachte voor altijd moeten missen.

    Daar komt bij dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd over het motief van haar daad en dat zij geen openheid van zaken heeft gegeven. Dat heeft zij ook niet in hoger beroep gedaan, hetgeen de laatste kans is voor de nabestaanden om een verklaring van verdachte te horen. Naar een motief is het tot op heden gissen, hoewel er in het dossier enige aanwijzingen zijn dat verdachte mogelijk jaloers was op Narges Achikzei. Door verdachte’s zwijgen zal het voor de nabestaanden nog moeilijker zijn om het onherstelbare verlies te verwerken.

    Door het middel dat verdachte heeft gekozen om Narges Achikzei om het leven te brengen, is het voor de nabestaanden bovendien onmogelijk geweest om waardig afscheid te nemen van hun dierbare. De huid van Narges Achikzei was voor 80% diep verbrand, waardoor haar lichaam onherkenbaar was verminkt.

    Verdachte heeft niet alleen op gruwelijke wijze aan een jonge vrouw het leven ontnomen, maar heeft daarnaast ook het leven verwoest van onder andere haar naaste familieleden en haar aanstaande echtgenoot. De dood van Narges Achikzei heeft verder niet alleen grote beroering gewekt in haar familie- en kennissenkring, maar ook in haar woon- en leefomgeving. De berichtgeving in de media, daarbij inbegrepen die over het gehele strafproces, toont aan dat ook de samenleving in breder verband door dit misdrijf ernstig geschokt is en dat dit misdrijf heeft bijgedragen aan algemene gevoelens van onveiligheid. Vanuit het oogpunt van vergelding en beveiliging van de samenleving acht het hof een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats.

    Het hof is van oordeel dat naast een gevangenisstraf ook de maatregel van TBS met dwangverpleging dient te worden opgelegd. Tijdens het begaan van het feit was bij verdachte immers sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Deze stoornis is zodanig ernstig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte na detentie onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. Het door verdachte begane feit is een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.

    Het hof zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen deze verpleging eist.

    Het hof ziet geen redenen om een lagere gevangenisstraf op te leggen om de reden dat de zogenoemde Fokkens-regeling is afgeschaft (die mogelijk maakte dat eerder dan na het uitzitten van een opgelegde gevangenisstraf werd begonnen met behandeling) of omdat de medische noodzaak tot een spoedig begin van de behandeling van verdachte aan de orde zou zijn.

    Evenmin ziet het hof in de persoon van verdachte aanleiding om in deze uitspraak een advies op te nemen (als bedoeld in artikel 37b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen, zoals door de raadsman is bepleit.

    Dit betekent dat in beginsel de behandeling in het kader van de TBS-maatregel pas zal ingaan op het moment dat tweederde gedeelte van de gevangenisstraf is ondergaan.

    Alles overwegende komt het hof tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar passend en geboden is (met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht) alsmede oplegging van terbeschikkingstelling met het bevel dat zij van overheidswege wordt verpleegd.

    Toepasselijke wettelijke voorschriften

    Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

    Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

    BESLISSING

    Het hof:

    Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

    Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

    Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

    Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

    Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaar.

    Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

    Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.

    Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
    een groene winterjas, merk H&M.

    Aldus gewezen door

    mr M.J. Stolwerk, voorzitter,

    mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels en mr R. de Groot, raadsheren,

    in tegenwoordigheid van mr E.S. van Soest, griffier,

    en op 14 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.


    1 In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0981/09-020307, gesloten en getekend op 4 juni 2010. Voor zover hierna wordt verwezen naar het forensisch dossier, wordt verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0920/09-369599 genaamd Forensisch Dossier, gesloten en getekend op 28 mei 2010.

    2 Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 24 december 2009 door E. Polman, verbalisant (pagina 170).

    3 Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 7 december 2009 door K.A. van Cooten, surveillant van politie (pagina 84-86).

    4 Proces-verbaal opgemaakt op 4 juni 2010 door A. Schuurman, brigadier, rechercheur van politie (pagina 19).

    5 Het deskundigenrapport genummerd 2009-452/R067, opgemaakt door dr. R. Visser, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 30 maart 2010 (forensisch dossier, pagina 17-18).

    6 Proces-verbaal van technisch onderzoek opgemaakt op 1 februari 2010 door H. de Bruin, brigadier van politie en C.D. Gieling-Erkelens hoofdagent van politie (forensisch dossier, pagina 199).

    7 Proces-verbaal van technisch onderzoek opgemaakt op 1 februari 2010 door H. de Bruin, brigadier van politie en C.D. Gieling-Erkelens hoofdagent van politie (forensisch dossier, pagina 200).

    8 Proces-verbaal van technisch onderzoek opgemaakt op 1 februari 2010 door H. de Bruin, brigadier van politie en C.D. Gieling-Erkelens hoofdagent van politie (forensisch dossier, pagina 200).

    9 Het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005, opgemaakt door L.J.C. Peschier, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 15 december 2009 (forensisch dossier, pagina 27).

    10 Het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005 aanvraag 007, opgemaakt door L.H.J. Aarts, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 24 maart 2010 (forensisch dossier, pagina 47).

    11 Het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005 aanvraag 007, opgemaakt door L.H.J. Aarts, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 24 maart 2010 (forensisch dossier, pagina 47).

    12 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 109).

    13 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 111).

    14 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 112-115).

    15 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 116).

    16 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 117).

    17 Proces-verbaal van bevindingen 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 118).

    18 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 120).

    19 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 121).

    20 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 122).

    21 Proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 123).

    22 Proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2010 opgemaakt door G. Kooijman, brigadier-rechercheur van politie (pagina 192).

    23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 11 februari 2011 opgemaakt door L. Ferwerda, brigadier van politie (pagina 2495).

    24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 23 maart 2011 opgemaakt door Th.J. de Bruin en J.P. Zambeek, beiden brigadier van politie (pagina 2534).

    25 Proces-verbaal van bevindingen inhoudende de verklaring van getuige [getuige 4] van 10 april 2010 opgemaakt door T.J. de Bruin, brigadier van politie (pagina 2589).

    26 Proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2010 opgemaakt door L.J.F. Verhoeven en G.A.J.M. van der Pluym, beiden brigadier van politie (pagina 2713).

    27 Proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juli 2013 inhoudende de verklaring van verdachte.

    28 Het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005 aanvraag 006, opgemaakt door H.N.J.M. van Venrooij, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 15 april 2010 (forensisch dossier, pagina 86).

    29 Proces-verbaal van bevindingen van 18 maart 2010 opgemaakt door Th.J. de Bruin, brigadier rechercheur van politie (pagina 227) en de bijlage bij het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005 aanvraag 006, opgemaakt door H.N.J.M. van Venrooij, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 15 april 2010 (forensisch dossier, pagina 87), voor zover inhoudende een brief van M. Brecht, de huisarts van verdachte d.d. 4 februari 2010 (forensisch dossier, pagina 87).

    30 Bijlage bij het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005 aanvraag 006, opgemaakt door H.N.J.M. van Venrooij, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 15 april 2010 (forensisch dossier, pagina 87), voor zover inhoudende een brief van respectievelijk dr. H. Boxma en J. Dokter aan de huisarts van verdachte d.d. 23 november 2009 en 30 december 2009 (forensisch dossier, pagina 88).

    31 Proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2010 opgemaakt door T.J. de Bruin en
    J.R. Nieuwerf, beiden brigadier van politie (pagina 226).

    32 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 29 januari 2010 opgemaakt door J.R. Nieuwerf en J.P. Zambeek, beiden brigadier van politie (pagina 2391-2392).

    33 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 29 januari 2010 opgemaakt door
    R.W.A.E. van den Dungen en J.R. Nieuwerf, respectievelijk agent en brigadier van politie (pagina 2463).

    34 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 18 maart 2010 opgemaakt door E. Fidanci en D.J. Vermeer-Haandrikman, beiden brigadier van politie (pagina 2468).

    35 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] van 17 februari 2010 opgemaakt door
    E. Fidanci, brigadier van politie (pagina 2507).

    36 De bijlage bij het deskundigenrapport genummerd 2009.12.08.005 aanvraag 006, opgemaakt door H.N.J.M. van Venrooij, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 15 april 2010 (forensisch dossier, pagina 87), voor zover inhoudende een brief van M. Brecht, de huisarts van verdachte, d.d. 4 februari 2010 (forensisch dossier, pagina 87).

    37 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 25 januari 2010 opgemaakt door Th.J. de Bruin en J.R. Nieuwerf, beiden brigadier van politie (pagina 2387).

    38 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] van 29 januari 2010 opgemaakt door J.R. Nieuwerf en R.W.A.E. van den Dungen beiden brigadier van politie (pagina 2426).

    39 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 12] van 18 februari 2010 opgemaakt door
    J.R. Nieuwerf en J.P. Zambeek, beiden brigadier van politie (pagina 2443).

    40 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 29 januari 2010 opgemaakt door
    R.W.A.E. van den Dungen en J.R. Nieuwerf, respectievelijk agent en brigadier van politie (pagina 2463) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 18 maart 2010 opgemaakt door
    E. Fidanci en D.J. Vermeer-Haandrikman, beiden brigadier van politie (pagina 2469).

    41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] van 25 januari 2010 opgemaakt door
    L. Ferwerda en G.P.C. van der Plas, beiden brigadier van politie (pagina 2452).

    42 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] van 25 januari 2010 opgemaakt door
    L. Ferwerda en G.P.C. van der Plas, beiden brigadier van politie (pagina 2456).

    43 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 10]van 26 januari 2010 opgemaakt door
    E. Polman en L. Ferwerda, beiden brigadier van politie (pagina 2460).

    44 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 13] van 21 december 2009 opgemaakt door
    L. Ferwerda en E. Fidanci, beiden brigadier van politie (pagina 2460).

    Anonieme OvJ stelt R. Geissen in kennis dat hij hem voorwaardelijk niet (meer) zal vervolgen

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.

    KENNISGEVING VOORWAARDELIJKE NIET VERVOLGING

    Arrondissementsparket te Utrecht
    Vrouwe Justitiaplein 1
    Postbus 16005
    3500 DA Utrecht

    Utrecht, 28 januari 2013

    Dhr. R. Geissen
    p/a Postbus 4063
    3502 HB Utrecht

    De officier van Justitie in het arrondissement Utrecht
    overwegende, dat
    Parketnummer : 16-440678-09
    Naam : Geissen
    Voornamen : Ralph
    Geboren op : 13 april 1977 te Utrecht
    Wonende te :
    Adres : p/a postbus 4063, 3502 HB Utrecht
    verdacht wordt van overtreding van artikelen 285b en 261 lid 1 en lid 2 van het
    Wetboek van Strafrecht.
    Omschrijving strafbaar feiten: smaad/laster en stalking
    Gepleegd in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 t/m 1 januari 2011 te Utrecht en/of
    Zeist, in elk geval in Nederland.Geeft kennis aan verdachte, dat hij, officier van justitie, hem ter zake van bovenvermeld(e)
    feit(en) niet zal vervolgen onder de voorwaarde(n):dat hij, verdachte, gedurende een proeftijd van 2 jaren, Ingaande op de datum na
    dagtekening van deze brief, zich niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel op
    andere wijze zich zal misdragen.
    de Officier van justitie
    namens deze,

    mr. E.M. Dekkers
    parketsecretaris
    Arrondissementsparket Midden Nederland
    Maatwerk Persoonsgebonden
    Postadres: postbus 505, 3500 AM UtrechtDe heer mr. P.H. Ruijzendaal
    Bergweg 25
    3701 JJ Zeist

    Contactpersoon E.M. Dekkers
    Datum 28 januari 2013
    Ons kenmerk 16/440678-09 Geissen

    Geachte mijnheer Ruijzendaal,

    Hierbij bericht ik u naar aanleiding van uw aangifte en uw aanvullende
    verklaringen terzake smaad en stalking gepleegd door de heer R. Geissen.

    Naar aanleiding van uw aangifte en uw nadere verklaringen is door de politie
    een onderzoek ingesteld en een dossier opgemaakt. Dit onderzoek en de
    beoordeling van de zaak hebben lange tijd geduurd. Allereerst wil ik u
    hiervoor mijn excuses aanbieden.

    Onlangs bent u door de politie geïnformeerd over de beslissing die in
    onderhavige zaak is genomen. Bij deze stuur ik u een schriftelijke bevestiging
    van deze beslissing :

    een voorwaardelijk sepot met als voorwaarde dat de heer Geissen zich
    gedurende een proeftijd van 2 jaren niet schuldig mag maken aan enig
    strafbaar feit.

    Hoogachtend,
    De officier van justitie,
    voor deze,

    mr. E.M. Dekkers.

    Het OM wil niet inhoudelijk reageren op de klacht van R. Geissen over het optreden van Anita Frielink (ps) en Johan de Boer (ps)

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.

    Openbaar Ministerie
    Regio Utrecht – Lelystad

    Afdeling Beleid & Strategie

    Postadres: postbus 505, 3500 AM Utrecht

    De heer R. Geissen
    p/a Postbus 4063
    3502 HB Utrecht

    Onderdeel Beleid & Strategie
    Contactpersoon mr. I.M. van Klaveren
    Doorkiesnummer(s) 030-223 5672
    Datum 5 november 2012
    Ons kenmerk 3000/104/11
    Onderwerp Uw brief van 2 november 2011

    Geachte heer Geissen,

    Uw brieven van 2 november 2011 en 13 april jl. met bijlagen heb ik in goede orde ontvangen.

    In de eerste plaats bied ik u mijn excuses aan voor het feit dat de beantwoording van uw brieven langer heeft geduurd dan ik wenselijk acht.

    In uw brieven geeft u aan dat u van mening bent dat het strafrechtelijk onderzoek naar het overlijden van N. Achikzei niet onpartijdig en niet professioneel zou zijn geweest en dat er sprake zou zijn van een dubieuze rol van politieambtenaren. Om die reden heeft u mij verzocht een feitenonderzoek door de Rijksrecherche in te laten stellen. Bij uw brieven heeft u een grote hoeveelheid bijlagen gevoegd, die naar uw mening onderbouwend zijn voor uw standpunt.

    De Rijksrecherche richt zich op de opsporing van door (semi) overheidsfunctionarissen gepleegde misdrijven. Voor feitenonderzoeken van de Rijksrecherche geldt dat het moet gaan om onderzoeken naar gedragingen waar een strafrechtelijk aspect aan kleeft. Het moet daarbij gaan om strafbare gedragingen (misdrijven) die in ernstige mate de integriteit van de rechtspleging en de integriteit van het openbaar bestuur raken.

    Uit uw brieven en de meegezonden bijlagen leid ik geen concrete aanknopingspunten af, die aanleiding kunnen zijn om de Rijksrecherche voor een dergelijk feitenonderzoek in te schakelen.

    U spreekt in uw brief ook de hoop uit dat een feitenonderzoek er vervolgens voor zal zorgen dat eht openbaar ministerie af zal zien van strafvervolging in de zaak waarin u verdachte bent. Gelet op het feit dat ik een onderzoek van de Rijksrecherche niet geïndiceerd acht doet die situatie zich niet voor. Ik merk in dit kader overigens op dat het onderzoek in de zaak waarin u verdachte bent nog niet volledig is afgerond. Zodra de zaak beoordeeld is en een vervolgingsbeslissing is genomen, wordt u nader geïnformeerd.U geeft voorts aan dat u al geruime tijd wacht op een beslissing van het openbaar ministerie met betrekking tot Ruijzendaal/Mehraban. Gelet op het feit dat deze personen ook voorkomen als slachtoffers in de zaak waarin u verdachte bent en de kwestie die u aanhaalt onderdeel uitmaakt van hetzelfde feitencomplex, is het niet mogelijk u hier reeds over te berichten.

    Tot slot heeft u het in uw brief ook nog over een aangifte “op de plank” bij de politie Zeist en beklaagt u zich over de rol die dhr Johan de Boer (ps) (werkzaam bij politie) hierin zou hebben gehad. Aangezien het gaat om een aangifte die (nog) bij de politie ligt, is deze derhalve nog niet bij het openbaar ministerie bekend en kan ik u hierover niet nader berichten. Daarnaast ziet uw klacht op handelen van een ambtenaar van de politie en ook om die reden er voor mij geen aanleiding uw brief op dit punt inhoudelijk te behandelen. Voor dergelijke klachten beschikt de politie over een eigen klachtencommissie.

    Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

    Hoogachtend,

    mr. dr. J.R. Bac
    Regiohoofdofficier van justitie Utrecht-Lelystad

    Verweerschrift R. Geissen bij strafzaak van het OM namens N. Achikzei, Z. Mehraban en Mr. P.H. Ruijzendaal

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.


    Rechtbank Utrecht,
    Vrouwe Justitiaplein 1
    3511 EX Utrecht

    Betreft: OM/Geissen d.d. 19 april 2012 om 13:45
    Parketnr.: 16/440678-09

    Geachte meervoudige kamer,

    Hierbij ontvangt u mijn verweerschrift in drievoud, één exemplaar voor de rechtbank, één exemplaar voor het OM en één exemplaar voor de aangeefster. Bij de rechter-commissaris heb ik aangegeven dat ik het zeer vervelend vind om als verdachte te worden aangemerkt in een zaak waarbij de aangeefster, in aanloop naar deze dubieuze strafzaak, op brutale wijze is vermoord gelet op het risico dat deze strafzaak in de media een eigen leven kan gaan leiden. Aangetoond is dat personen in de nabijheid van aangeefster Narges Achikzei doelbewust hebben gepoogd om mij de moord in de schoenen te schuiven (productie 1) en dat het OM tot dusverre zeer leugenachtig is geweest in haar berichtgeving in de media (productie 4).

    Omdat ik ten tijde van de moordaanslag mevrouw A. Balfoort van Reclassering Utrecht aan de telefoon had om het voorlichtingsrapport voor deze zaak te bespreken was het voor het OM snel duidelijk dat ik niets met de moord te maken had en valselijk ben beschuldigd. Tevens voeg ik de e-mail bij die ik in vertrouwelijkheid aan mevrouw Balfoort heb toegestuurd zodat zij zich een goed beeld kon vormen m.b.t. de ontstane situatie (bijlage 14).

    Ik doe een beroep op artikel 261 lid 3 Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen: WvSr). Er is geen sprake van belediging, smaad en laster omdat mijn publicaties niet in strijd zijn met de waarheid. Integendeel, mijn publicaties moeten worden gezien als een legitieme beschermingsmaatregel tegen een waargenomen bedreiging waarbij het algemeen belang de tenlasttelegging eiste.

    De correctheid van mijn beschuldiging dat de aangeefster zich bezighield met oplichting is door een rechercheur en een ander slachtoffer bevestigd. De geboortedatum van Narges Achikzei en Narges Mehraban is hetzelfde (productie 12). Het is niet onrechtmatig om Narges Achikzei te koppelen aan “mevrouw N. Mehraban” omdat ik wist dat Narges Achikzei en Haroen Mehraban via een informeel moslimhuwelijk aan elkaar waren verbonden en omdat Narges Achikzei zich tegenover mij had gepresenteerd als Narges Mehraban (bijlage 13). Ik wist 100 % zeker dat ik de juiste personen als oplichters had ontmaskert omdat ik daags voor hun ontmaskering op InternetOplichting.nl (productie 13) een e-mail van advocaat Peter Ruijzendaal had ontvangen dat ik niets negatiefs over zijn cliënten op het internet mocht plaatsen (productie 14).

    Zeer waarschijnlijk wisten de oplichters dat het niet lang zou duren alvorens ik hun schaamtevolle vermelding op het internet zou ontdekken en de slachtoffers zou helpen met het oplossen van deze oplichtingszaken. Saillant is dat het alias van de oplichter (“Inge de Man”)

    1 van 11

    waar naartoe een moderator van InternetOplichting.nl een notificatiebericht had toegestuurd zeer waarschijnlijk is gekoppeld aan het mailadres narges999@gmail.com van Narges Achikzei (productie 15). Ik acht het zeer waarschijnlijk dat Mehraban/Achikzei het notificatiebericht hebben doorgestuurd aan hun advocaat Peter Ruijzendaal en dat hij kans zag om er een slaatje uit te slaan en gevolg te geven aan de reeds uitgesproken dreigementen in het kader van hun juridische afpersingscampagne.Naast de correctheid van mijn beschuldiging m.b.t. oplichtingspraktijken kan ik ook mijn andere beweringen met feiten onderbouwen. Het staat vast dat Narges Achikzei op staande voet is ontslagen (productie 5) en dat ik aangifte heb gedaan bij de politie (productie 6).

    Graag wijs ik de meervoudige kamer er op dat de passages uit de stukken die het OM aan de dagvaarding heeft toegevoegd enkele weken voor ontvangst van de dagvaarding op eigen initiatief zijn verwijderd. Niet omdat ik twijfelde aan de correctheid van mijn beschuldiging, maar omdat ik destijds geen zin had in gezeur met deze criminelen (bijlage 8).

    Ik vind het beschamend dat Ruijzendaal, werkzaam bij RBB Advocaten te Zeist, zich als gevolmachtigd advocaat namens S. Achikzei, en Z. Mehraban als benadeelde heeft gevoegd in deze strafzaak omdat hij naar mijn stellige overtuiging het ontslag van Narges Achikzei en de daarop volgende rechtszaken heeft uitgelokt, gestimuleerd, gefaciliteerd, goedgevonden, ervan heeft geprofiteerd en mij daarmee heeft getreiterd (bijlage 5). Voor mij was er geen mogelijkheid om het conflict uit de weg te gaan of om mij aan het conflict te onttrekken. De oplichters eisten via hun gerechtsdeurwaarder uitbetaling van de door misleidde rechters opgelegde dwangsommen omdat zij valselijk beweerden dat zij geen oplichters zijn en er derhalve sprake zou zijn van een onrechtmatige daad mijnerzijds.

    Als goede burger heb ik de vonnissen van misleidde civiele rechters naast mij neergelegd (“shit in, shit out!”) en bij politie/justitie, rechtbank en gerechtsdeurwaarder er vasthoudend op aangedrongen om tot waarheidsvinding over te gaan, opgeroepen tot bemiddeling en gewaarschuwd dat het conflict zal gaan escaleren als men niet tijdig zal ingrijpen. Ik zag bij Narges Achikzei de plaatsvervangende schaamte en ik wist dat zij als volgzame Afghaanse dame datgene deed wat haar man en/of zijn advocaat haar bevolen. Voor Sahar Achikzei geldt precies hetzelfde. Haar gedrag staat onder controle van Haroen Mehraban en zijn advocaat Peter Ruijzendaal en alles wat zij doet en heeft gedaan moet worden geplaatst in het licht van het voorkomen van gezichtsverlies voor deze heren en het (laten) incasseren van de opgelegde dwangsommen (bijlage 9). Gerechtsdeurwaarder JWGD heeft na ontvangst van de uitspraak van de rechtbank/Arrondissementsparket Utrecht en mijn aangifte beslist dat zij de incassomaatregelen namens Achikzei/Mehraban beëindigen (bijlage 10).

    Duidelijk is dat er van smaadschrift geen sprake is, dat mijn beschuldigingen zijn gedaan met het algemene belang tot doel en dat al mijn acties tot doel hadden om tot een eindoplossing te komen. Ik was vastbesloten om te voorkomen dat deze dadergroep meer slachtoffers zou maken. In tegenstelling tot alle andere slachtoffers die gebruik maakten van pseudoniemen heb

    2 van 11

    ik mijn beschuldigingen keurig netjes uitgesproken onder mijn eigen naam (“Ralph” of “Geissen”). Álle betrokkenen gaan volgens het gelijkheidsbeginsel ‘met de billen bloot’. Ik ben er trots op dat ik in Nederland volledig legaal criminelen aan de digitale schandpaal mag nagelen nadat er aangifte is gedaan bij de politie en er geen sprake is van een valse aangifte. Conform Justitiële richtlijnen zou ik mogen overgaan tot de orde van de dag en zou het OM überhaupt niet eens tot mijn vervolging hebben mogen overgaan (bijlage 11).

    Gelieve er kennis van te nemen dat in het onderzoeksrapport van het Ministerie van Justitie “Je bedrijf of je leven. Aard en aanpak van afpersing van het bedrijfsleven” slachtoffers expliciet wordt aanbevolen om (1) aangifte te doen bij de politie, (2) om de afpersers niets te betalen en (3) om de aandacht op de afpersers te vestigen. Als goede burger heb ik de adviezen uit het onderzoeksrapport keurig opgevolgd. Schreeuwen helpt volgens de deskundigen bij het OM. Ik vind het onacceptabel dat ik vanwege het aandacht vragen voor deze zaken door het OM wordt vervolgd omdat aangetoond kan worden dat ik de adviezen van het OM heb opgevolgd (productie 19).

    Op basis van ARBO-wetgeving en MVO voelde ik mij verplicht om de juridische afpersingscampagne links- of rechtsom met of zonder bemoeienissen van het OM tot een goed einde te brengen. Volgens een rechercheur van TGO heb ik mijn best gedaan om Narges Achikzei te bevrijden. Omdat ik naast werkgever voor Narges Achikzei ook stagebegeleider was voor haar zusje was mijn inzet zeer groot en heb ik – achteraf gezien – te veel tijd aan deze zaken verspilt. Ik wist dat onze medewerkster Narges Achikzei slachtoffer was van een gedwongen huwelijk en ik zag aan haar dat zij het oneens was met de criminele handelingen die ze moest uitvoeren van haar man en zijn advocaat. Ik heb dan ook een behoorlijk aantal oplossingsgerichte e-mails toegestuurd aan Achikzei, Mehraban, Ruijzendaal en Bureau Binnensticht. Feitelijk heb ik iedereen benaderd die ook maar enigszins een rol kon spelen om het conflict tot een goed einde te brengen en om escalatie te voorkomen.

    Het OM kan naar voren brengen dat ik mij schuldig heb gemaakt aan ‘stalking per e-mail’, maar dat wetsartikel staat niet in het WvSr en mede gelet op de specifieke omstandigheden is er van strafrechtelijk vervolgbare stalking nimmer sprake geweest. Het slachtoffer van de ‘stalking per e-mail’ is niet meer onder de levenden en zal niet tegen mij kunnen getuigen. Zij kan de rechtbank niet vertellen dat zij verkeerd heeft gehandeld omdat zij een aantal dagen voor haar afspraak met de rechter-commissaris op brutale wijze is vermoord. Zij kan niet aan mij en vele anderen haar excuses aanbieden vanwege haar slechte gedrag of uitleggen waarom zij die dingen heeft gedaan.

    Rechtbank wordt verzocht om de getuigenissen van Ruijzendaal/Mehraban met een korreltje zout te nemen indien zij bij hoog en laag blijven volhouden dat het Narges Achikzei’s wens was om mij door de rechtbank veroordeeld te zien worden. De heren zijn aantoonbaar leugenachtig en zij hebben een hoop te verbergen. Zij wensen dat de dwangsommen die door misleidde civiele rechters zijn opgelegd door mij worden betaalt, dat het OM mij vervolgd, dat de meervoudige kamer mij veroordeeld en dat er vervolgens daarna nog schadeclaims namens S.

    3 van 11

    Achikzei en Z. Mehraban door civiele rechters worden toegewezen. Zij kunnen gratis procederen omdat Raad voor Rechtbijstand alle uurtjes (á 220 euro) van advocaat Ruijzendaal betaald. Dat zij leugens als waarheid verkopen weten zij zelf ook, er is geen sprake van pseudologia fantastica. Er is sprake van juridische afpersing waarbij het OM sans gêne de daders assisteert en de meervoudige kamer opzichtig poogt te misleiden ten einde een onschuldige burger veroordeeld te zien worden.

    Het OM heeft via Opsporing Verzocht en verschillende websites de hulp van het publiek ingeroepen om de moordzaak op te lossen. Als goede burger heb ik mijn gedachten over deze zaak in alle eerlijkheid geventileerd en het OM dé gouden tip gegeven op basis waarvan men deze zaak professioneel zou hebben kunnen oplossen. Hetgeen mij niet in dank is afgenomen. Ik heb vanwege de merkwaardige acties van het OM officieel een verzoek neergelegd bij de Hoofdofficier van Justitie m.b.t. een feitenonderzoek door de Rijksrecherche. Ik heb aangedrongen op oneervol ontslag van een aantal politieambtenaren wiens corruptie/falen rechtsgeldig kan worden bewezen (bijlage 12).

    Ik hoop dat de rechtbank oordeelt dat een formele klachtenprocedure bij de politie opgevolgd door een verzoek tot oneervol ontslag toegestuurd aan de Hoofdofficier van Justitie, gelet op de weerzin die onder burgers bestaat om aangifte te doen tegen politieambtenaren, van een gelijkwaardig niveau is als een officiële aangifte. Ik wil liever geen aangifte doen tegen politieambtenaren vanwege eerbied voor de ambtsfunctie. Voor mijn gevoel zou ik echter rechtsgeldig de politieambtenaren publiekelijk mogen beschuldigen van de feiten die ik heb genoemd in mijn verzoek aan de Hoofdofficier van Justitie zonder dat het OM mij daarvoor zou mogen vervolgen. Conform de aangenomen motie door de Tweede Kamer mag ik overgaan tot de orde van de dag.

    Indien mij door het OM zou worden verweten dat ik politieambtenaren met naam en toenaam heb beschuldigd op het internet, omdat agente Anita Frielink (ps) aangifte tegen mij heeft gedaan vanwege smaadschrift, dan wijs ik de rechtbank er op dat een internetpagina feitelijk niets meer is dan een informatiedrager. Het karakter van het internet is openbaar, mijn betoog zoals verwoord op de internetpagina “Oplossing Zeister Brandmoord” (bijlage 7) heb ik geschreven om TGO te helpen omdat ik er destijds vanuit ging dat TGO daadwerkelijk geïnteresseerd was in de ware toedracht achter de Zeister brandmoord. Rechercheurs van TGO hadden ons daags na de moordaanslag toegezegd dat zij de zaak zouden oplossen. Met de rechercheur heb ik afgesproken dat ik de aanwijzingen om de moord te kunnen oplossen per e-mail zou toesturen aan Zeister politie. De rechercheur bevestigde dat mijn e-mails bij de juiste personen terecht zouden komen.

    Aangetoond kan worden dat ik de link naar de internetpagina, conform de afspraak, allereerst heb toegestuurd aan Politie Zeist. De rechtbank kan zelf vaststellen dat mijn intenties met de publicatie niet primaire was gericht op het beschadigen van de reputatie van agente Anita Frielink (ps) maar dat mijn betoog er op was gericht om zaken op te lossen en om Justitiële dwalingen te voorkomen omdat ik vind dat iedere verdachte recht heeft op een eerlijk strafproces en vind dat het OM niet mag liegen tegen strafrechters. Nadat de politie kennis had genomen van mijn

    4 van 11

    betoog en mij een verzoek had toegestuurd om de informatie te verwijderen heb ik de pagina’s van het internet verwijderd. Mijn doel was bereikt, de politie had kennis genomen van mijn bezwaren. Dat het OM er vervolgens niets mee heeft gedaan en heeft gemeend haar dubieuze beleid ongestoord voort te zetten ondanks mijn stevige kritiek op TGO is iets dat het OM zelf heeft beslist. Als goede burger heb ik mij tot het uiterste ingespannen om Justitiële dwalingen te voorkomen. Indien het OM meent dat ik vooral bezig ben geweest met het zwartmaken van personen en politieambtenaren op het internet dan geven zij de rechtbank een zeer vertekend beeld van de werkelijkheid. Indien de meervoudige kamer stelt dat mijn beschuldigingen aan het adres van Anita Frielink (ps) slechts in de openbaarheid mogen worden gebracht indien er door mij aangifte is gedaan, dan zal ik alsnog aangifte doen tegen Anita Frielink (ps) vanwege valsheid in geschrifte en het afleggen van een valse aangifte (productie 16).

    De waarheid moet kunnen worden verteld, ook al is die pijnlijk en onwelgevallig voor betrokkenen en voelen zij zich in hun trots, namus en eer gekrenkt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de familie Achikzei/Mehraban al een zeer slechte reputatie had opgebouwd toen zij nog in Rusland woonden en dat veel slachtoffers zich bij mij hebben gemeld om over hen te klagen (productie 10).

    Amnesty stelt dat er elke maand een vrouw in Nederland wordt vermoord vanwege eerwraak. Vaak worden de vrouwen beschuldigd van overspel, maar eremoorden worden ook gepleegd als de vrouw een partner heeft gekozen die door de familie wordt afgekeurd of een huwelijkskandidaat afwijst die door de familie was uitgekozen. Soms ook is niet de dood, maar verminking het doel van de aanslag. Amnesty vind dat de overheid verantwoordelijk is voor de bescherming van deze vrouwen. Het aandacht vestigen op slechte mensen via social media (zie “Kony 2012”) met als doel zoveel mogelijk medestanders te verzamelen om de overheid te dwingen om maatregelen te nemen tegen de slechte mensen kan nimmer door de meervoudige kamer worden veroordeeld indien bewezen is dat de slechte mensen wiens strafvervolging wordt gewenst ook daadwerkelijk talloze artikels uit het WvSr hebben verbroken.

    Jurisprudentie in Duitsland (Ehrenmord Morsal) toont aan dat familieleden van een eerwraakslachtoffer moeten leren leven met de beschuldigingen die jegens hen zijn uitgesproken door betrokkenen en omstanders inzake medeplichtigheid aan de moord. Volgens de rechtbank waren familieleden van de Afghaanse Morsal in hoge mate moreel medeschuldig aan de eerwraakmoord die door haar broer is uitgevoerd. De rechtbank vonniste dat de familieleden van Morsal moeten leren leven met de uitgesproken beschuldigingen inzake medeplichtigheid aan de moord. Bij eerwraak spelen fanatiekelingen in de nabijheid van het slachtoffer altijd een belangrijke rol in aanloop naar de moord. Ik heb slechts in alle eerlijkheid de fanatiekelingen aangewezen die een zeer negatieve invloed hebben (gehad) op het levensgeluk van onze voormalige medewerksters en zeer waarschijnlijk in hoge mate moreel medeschuldig zijn aan de eerwraakmoord. Peter Ruijzendaal en Haroen Mehraban zijn de zogenoemde daders-op-de-achtergrond die van doorslaggevende invloed zijn geweest bij het beramen van de moordaanslag op Narges Achikzei (productie 2).

    5 van 11

    Het is algemeen bekend dat ik zeer negatief spreek over Ruijzendaal/Merhaban en Anita Frielink (ps). Maar het uitspreken van een negatieve mening over personen is in Nederland toegestaan omdat wij Vrijheid van Meningsuiting (art.7 van de Grondwet) kennen. Omdat ik als columnist/eigenaar bij verschillende websites ben betrokken, door het Ministerie van Economische Zaken ben aangewezen als onderdeel van de Nederlandse kenniseconomie, een betrokkene/getuige ben die aangifte heeft gedaan, officieus woordvoerder ben van een grote groep slachtoffers en de man ben met wie Narges Achikzei liever zou hebben willen trouwen kan mijn Vrijheid van Meningsuiting niet door de rechtbank worden beperkt omdat dit strijdig is met de mensenrechten zoals vastgelegd in de Universele verklaring van de rechten van de mens (10 december 1948). Ik ben zeer zeker niet de enige persoon die zijn negatieve mening uitspreekt m.b.t. het politieoptreden, deze Afghaanse familie en hun advocaat. Buurtbewoners, betrokkenen en andere bekenden wijzen op eerwraak en relatieproblemen (bijlage 3) en rechtbankverslaggevers mopperen over de onprofessionele opstelling van de politie (bijlage 4)

    Omdat het OM er voor heeft gekozen om mij in de media neer te zetten als Moslim-bekeerling doe ik hierbij eveneens een beroep op Vrijheid van Religie (art. 6 van de Grondwet). Binnen Islam is eerwraak een absoluut taboe, de plegers van eerwraak moeten volgens Sharia worden bestraft volgens het oog-om-oog principe. Mijn geloofsstroming predikt verbranding voor Ruijzendaal/Mehraban voor het oog van een draaiende camera zodat zij dezelfde pijn/vernedering gaan voelen als Narges Achikzei. Strafrechtelijk gezien zou de meervoudige kamer mij niet mogen veroordelen indien ik deze zienswijze ooit publiekelijk zou ventileren omdat het een onlosmakelijk onderdeel is van mijn geloofsovertuiging. Echter leven wij niet in Afghanistan onder Sharia-wetgeving en moeten wij ons allen keurig houden aan Nederlandse wet- en regelgeving. Ik vind een levenslange gevangenisstraf voor Ruijzendaal/Mehraban met TBS vanwege NPS acceptabel als alternatieve straf voor hun misdaden. Mede gelet op mijn geloofsovertuiging kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat ik mij tot op heden zeer heb ingehouden in mijn berichtgeving in de media. Ik heb mij nimmer schuldig gemaakt aan opruiing of haatzaaien. Integendeel, ik heb juist personen in mijn omgeving er van weerhouden om acties tegen Ruijzendaal/Mehraban te ondernemen. Mijn beschuldigingen zijn legitiem en keurig binnen de veilige marges van de Nederlandse wet uitgesproken. Ik heb het spreekwoordelijke randje van het Strafrecht nimmer opgezocht om zodoende een strafzaak uit te lokken, ik heb deze zaak en al het gedoe rondom de juridische afpersingscampagne en de moord absoluut niet gewenst. Ik heb mij tot op heden zeer ingehouden met het ‘zwartmaken’ van Ruijzendaal/Merhaban en Anita Frielink (ps). Ik heb nog nooit in mijn leven artikels uit het WvSr verbroken. Mijn strafblad is blanco.

    Indien het OM er voor zou hebben gekozen om een willekeurig ander persoon aan te klagen die zich zeer negatief heeft uitgesproken over het politieoptreden en/of Ruijzendaal/Mehraban dan zou de kans op veroordeling door de meervoudige kamer vanwege ‘smaadschrift’ groter zijn geweest. De zaak tegen mij is kansloos en volgens mij realiseren de aangevers en het OM zich dit ook. Anita Frielink (ps) is betrokkene en zou in die hoedanigheid gewoon door de Rijksrecherche moeten worden verhoord in het kader van waarheidsvinding. Anita Frielink (ps) heeft evenals Ruijzendaal/Mehraban belang bij het eeuwig zwijgen van Narges Achikzei en het verdoezelen van de feiten rondom de

    6 van 11

    Zeister brandmoord en de oplichtingspraktijken van Narges Mehraban. Schijnbaar is Anita Frielink (ps) zeer gesteld op voortzetting van haar carriere bij de politie, maar gelet op alle feiten die op tafel zijn gelegd is het onvermijdelijk dat zij t.z.t. oneervol wordt ontslagen. Vandaar dat Bureau Binnensticht nooit het moordonderzoek op zich zou hebben mogen nemen zonder toezicht van de Rijksrecherche. Het is niet verwonderlijk dat Bureau Binnensticht zoveel fouten heeft gemaakt in de strafrechtelijke onderzoeken en executeur MDNDR021 met een verzonnen motief voor de meervoudige kamer heeft gepresenteerd en poogt om mij te laten veroordelen vanwege smaadschrift en ‘stalking per e-mail’.

    Met het oog op mijn eigen veiligheid en op advies van velen is er voor gekozen om niet persoonlijk aanwezig te zijn bij deze strafzitting. Indien de meervoudige kamer aanvullende vragen heeft n.a.v. mijn verweerschrift dan zou ik deze graag beantwoorden. Wij wensen slechts een confrontatie met Ruijzendaal/Mehraban in de rechtszaal te voorkomen omdat zij in dat opzicht een zeer slechte reputatie hebben opgebouwd gelet op de bedreigingen die zij bij vorige ontmoetingen in de wandelgangen van rechtbank Utrecht hebben uitgesproken. Ik hoop dat de rechtbank hiervoor begrip heeft en zal begrijpen dat ik goede redenen heb aangevoerd om niet te voldoen aan de verschijningsplicht. Bij de receptie van rechtbank Utrecht heb ik bij de 4e dubieuze rechtszaak (=aanvraag faillissement dd 1 september 2009) van Ruijzendaal/Mehraban bij het inleveren van de stukken gezegd dat ik vanwege veiligheidsoverwegingen niet aanwezig zal zijn en heb ik uitdrukkelijk gewaarschuwd voor het risico van aanslagen in het Gerechtsgebouw. U kunt dit desgewenst controleren, zoveel mannelijke medewerkers werken er niet bij de receptie van rechtbank Utrecht en zo vaak gebeurt het niet dat er wordt gewaarschuwd voor een aanslag in het Gerechtsgebouw. Het is veelzeggend dat ik bij de rechtbank heb gewaarschuwd voor een aanslag en dat het OM er desondanks voor kiest om mij als klokkenluider in het beklaagdenbankje te plaatsen namens degenen tegen wie aangifte is gedaan vanwege betrokkenheid bij die moordaanslag.

    Het Landelijke Expertisecentrum eergerelateerd geweld (LEC EGG) zal hoogstwaarschijnlijk net als ik van mening zijn dan de kans op herhaling van een geweldsuitbarsting zeer groot is bij deze dadergroep, zij voeren een treurspel op voor de bühne en van mij wordt verwacht dat ik de rol van verdachte/dader op mij neem. Ik wens hun ziekelijke spelletje niet mee te spelen, ik wens hun toneelstukjes niet te zien. Het risico dat Haroen Mehraban tijdens de strafzitting toneel speelt dat hij boos/verdrietig/beledigd is en de aanval op mij opent is i.m.o. te groot. Veel mensen kiezen er voor om te zwijgen over de motieven achter de Zeister brandmoord mede gelet op de bedreigingen die zijn uitgesproken en de zeer slechte reputatie van deze dadergroep. Ik vind dat met zwijgen en liegen nooit iets wordt opgelost en dat het OM tegenover mij, de meervoudige kamer en vele andere gedupeerden de morele plicht heeft om deze zaken zeer zorgvuldig af te handelen zodat enerzijds herhaling van eergerelateerd geweld wordt voorkomen en anderzijds alle schuldigen voor de meervoudige kamer worden gepresenteerd waarbij OvJ aan de meervoudige kamer kan uitleggen waarom Narges Achikzei in de gedachtewereld van de dadergroep moest worden vermoord. Ik vind het schandalig dat ik door het OM wordt vervolgd op basis van een valse aangifte van een slachtoffer van eerwraak die al jaren zwart verbrand onder de grond ligt.

    7 van 11

    Datgene wat ik heb gedaan en heb nagelaten mag worden verwacht van alle goede burgers/werkgevers in Nederland. Het is burgerplicht en een teken van goed werkgeverschap, niet meer dan dat. Ik hoef daarvoor geen medaille te ontvangen, maar strafvervolging als beloning voor het vervullen van burgerplichten en beantwoording van vragen van het OM gaat alle perken te buiten. Narges Achikzei is vermoord ondanks al mijn inspanningen, niet dankzij mijn inspanningen zoals de dadergroep het wenst te doen laten voorkomen. Het is beschamend om te constateren dat het OM alle justitiële richtlijnen en (inter)nationale wet- en regelgeving aan haar laars heeft gelapt om mij deze valse strafzaak cadeau te kunnen doen. Klaarblijkelijk verwacht het OM dat zij een moord op een Afghaanse vluchtelinge zeer onzorgvuldig kan afhandelen waarbij criticasters/klokkenluiders de mond wordt gesnoerd en dadergroep en een aantal medewerkers bij politie/justitie ‘de rijen gesloten houdt’.

    Mensen zijn dieren die samenwerken en ideeën delen. Indien ik het laatste rechtelijke vonnis tot op de letter nauwkeurig zou opvolgen dan zou ik niet eens mijn verweerschrift hebben mogen toesturen aan de meervoudige kamer of een verzoek voor een feitenonderzoek door de Rijksrecherche hebben mogen toesturen aan de Hoofdofficier van Justitie. Indien de rechtbank beslist dat ik geen adem meer zou mogen halen of voedsel tot mij zou mogen nemen dan zou ik dat vonnis ook naast mij neerleggen omdat het gewoonweg strijdig is met Universele Mensenrechten en strijdig is met datgene wat ik zie als mijn burgerplichten en -rechten. Ik heb het recht om mijzelf en mijn belangen te beschermen tegen waargenomen bedreigingen. Ik heb het recht om criminelen aan de schandpaal te nagelen en er bij het OM op aan te dringen om tot hun strafvervolging over te gaan. Ik heb het recht om vonnissen van misleidde rechters naast mij neer te leggen.

    Zoals ook aangegeven in mijn aangifte is er sprake van een tweedeling binnen het OM. De OvJ kan vaststellen dat een aantal eerlijke rechercheurs mijn zienswijze openlijk ondersteund. Daags na de brandmoord is op de radio door de politie gezegd dat de moord waarschijnlijk verband houdt met eerwraak of afpersing van een bedrijf. Drie rechercheurs en de reclasseringsambtenaar hebben gewezen op mijn hoge intelligentie. Alleen agente Anita Frielink (ps), wiens corruptie door mij rechtsgeldig kan worden bewezen, doet net alsof ik ze niet allemaal op een rijtje heb. De OvJ zal op basis van mijn verweerschrift en toegestuurd bewijsmateriaal de keuze moeten maken bij welke groep hij zich wenst te voegen. De OvJ kan vrijspraak of veroordeling eisen.

    Duidelijk is dat een vrijspraak voor mij moet zijn gekoppeld aan een veroordeling voor Ruijzendaal/Mehraban en Anita Frielink (ps). Rechtsgeldig is bewezen dat de aangevers liegen en aansturen op veroordeling van een onschuldige burger en daarbij schermen met nutteloze vonnissen die zijn uitgesproken door misleidde rechters in de hoop dat de meervoudige kamer de zienswijze van misleidde rechters één op één gaat overnemen. De meervoudige kamer kan het niet afdoen met een spreekwoordelijke tik op hun vingers, daarvoor is hetgeen zij hebben gedaan te ernstig. Omdat ik in de omstandigheid verkeer dat ik mijn beschuldigingen met feiten kan onderbouwen verwacht ik dat de meervoudige kamer krachtig en ondubbelzinnig de

    8 van 11

    dubieuze praktijken van de aangevers en het OM zal afstraffen. Hoewel ik begrijp dat het zeer ongebruikelijk is dat een burger het recht krijgt om gerechtelijke vonnissen naast zich neer te leggen is dat toch hetgeen de meervoudige kamer in deze uitzonderlijke zaak ernstig zou moeten overwegen. Het is voor mij één van de mogelijkheden om mij te onttrekken aan de juridische afpersingscampagne, de andere mogelijkheid is vervolging van de dadergroep door het OM gevolgd door toewijzing van (hogere) schadevergoedingen door de rechtbank zodat onderlinge verrekening van vorderingen tussen partijen kan plaatsvinden.

    In het kader van waarheidsvinding en met het oog op mijn laatste aangifte verzoek ik de meervoudige kamer om forum.fok.nl, misdaadjournalist.nl en godvoordommen.nl te bevelen om de IP-adressen bekend te maken van gebruikers die zich schuldig hebben gemaakt aan smadelijke laster en/of bedreiging. De websites hebben kenbaar gemaakt dat zij alleen bereid zijn om de IP-adressen bekend te maken nadat de rechtbank hen dit beveelt. De politie kan na het verkrijgen van de IP-adressen de NAW-gegevens opvragen bij CIOD en bekijken of er verbanden bestaan met de dadergroep die verantwoordelijkheid draagt voor de moord op Narges Achikzei. De identiteit van “musicioso” is bekend, dat is Masoud Mehraban de broer van Haroen Mehraban. Waarschijnlijk is Masoud Mehraban namens de familie/clan aangewezen om de lastercampagne jegens mij op het internet te leiden en zal onderzoek uitwijzen dat hij ook verantwoordelijk is voor een aantal andere smadelijke berichten. Eerwraak is een typisch groepsdelict.

    Ik vind dat de bedenkers/initiatiefnemers van de Zeister brandmoord door het OM voor de meervoudige kamer moeten worden gebracht ten einde te worden berecht waarbij alle slachtoffers van oplichting de mogelijkheid wordt geboden om zich in die strafzaak te voegen. Mijn standpunt is vergelijkbaar met het uitvaardigen van een arrestatiebevel door het Internationaal Strafhof voor Joseph Kony. Het Strafhof kiest voor vervolging van de leider van de criminele groepering en gaat niet alle gebrainwashte kindsoldaten vervolgen die hun ouders op commando hebben vermoord.

    Indien het OM of de aangevers het nodig vinden om hun zienswijze op deze strafzaak voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling door de rechtbank in de media te brengen dan behoudt ik mij het recht voor om daarop publiekelijk te reageren. Dan zal ik alle documenten op het internet publiceren en contact opnemen met Tweede Kamerleden zodat hierover Kamervragen kunnen worden gesteld aan de Minister van Justitie.

    Hoewel KLASSENJUSTITIE een rol lijkt te spelen bij het vervolgingsbeleid van het OM verzoek ik de meervoudige kamer om artikel 1 uit de Grondwet te respecteren. Iedereen is gelijk aan elkaar en als delicten naar het oordeel van de meervoudige kamer als bewezen zijn aangenomen dan moet daarop een veroordeling volgen ongeacht de maatschappelijke positie van de dader(s).

    Ik vind dat de meervoudige kamer minimaal moet vonnissen dat:
    1. de strafrechtelijke onderzoeken a.g.v. de moord op N. Achikzei en de oplichtingspraktijken van N. Mehraban door politie Zeist zeer onzorgvuldig zijn uitgevoerd.

    9 van 11

    2. N. Achikzei een valse aangifte heeft afgelegd om betrokkenheid bij oplichtingspraktijken te camoufleren en de basis te leggen voor het voeren van talloze juridische procedures in het kader van een afpersingscampagne.
    3. N. Achikzei, H. Mehraban, P.H. Ruijzendaal zich schuldig hebben gemaakt aan smaad/laster, oplichting, afpersing, belaging en bedreiging.
    4. Anita Frielink (ps) zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, het afleggen van een valse aangifte en medeplichtig is aan smaad/laster, oplichting, afpersing, belaging en bedreiging.
    5. het niet onrechtmatig is dat R. Geissen vonnissen van misleidde rechters naast zich neer heeft gelegd omdat hij het advies van het OM heeft opgevolgd.
    6. het OM (kopieën van) de bewakingsbeelden van de moordaanslag op N. Achikzei moet vernietigen.
    7. contactverboden worden opgelegd aan H. Mehraban, P.H. Ruijzendaal, S. Achikzei en Anita Frielink (ps).
    8. de OvJ binnen 30 dagen een vervolgingsbeslissing moet nemen a.g.v. de aangifte die R. Geissen in oktober 2010 heeft afgelegd.
    9. forum.fok.nl de registratiegegevens en IP-adressen bekend moet maken van gebruikers “EFG11” en “Musicioso”.
    10. godvoordommen.nl de registratiegegeven en IP-adressen bekend moet maken van gebruikers ”De Vries”, “Afghaan”, “Afghan007”, “Ongelovig neuker”, “Wij leven als een leeuw”.
    11. misdaadjournalist.nl de registratiegegevens en IP-adressen bekend moet maken van gebruikers “Ralph je gaat boeten” en “Beste vriend van Ralph G.”.

    Ik zal overgaan tot de orde van de dag en zal de beslissingen van de meervoudige kamer en het OM afwachten.

    Hoogachtend,
    R. Geissen

    Overzicht van bijlagen & producties:
    Bijlage 1: Correspondentie met het OM
    Bijlage 2: Berichtgeving van politie in de media
    Bijlage 3: Meningen van buurtbewoners, betrokkenen en bekenden
    Bijlage 4: Meningen van rechtbankverslaggevers
    Bijlage 5: Mening van Peter Ruijzendaal
    Bijlage 6: Kritiek op Zeister politie via www.loedertje.nl voorafgaand aan de moord op Narges Achikzei
    Bijlage 7: Oplossing Zeister brandmoord
    Bijlage 8: Beschuldingen op eigen initiatief verwijderd
    Bijlage 9: S. Achikzei stuurt berichten R. Geissen door aan advocaat Ruijzendaal
    Bijlage 10: JWGD beëindigd incassomaatregelen t.b.v. Achikzei/Mehraban
    Bijlage 11: Aangenomen motie m.b.t. het aan de digitale schandpaal nagelen van criminelen door burgers
    Bijlage 12: Brief aan Hoofdofficier m.b.t. verzoek feitenonderzoek Rijksrecherche
    Bijlage 13: Narges Achikzie heeft korte tijd gemailed onder de naam “Narges Mehraban”
    Bijlage 14: Reclasseringmedewerkster A. Balfoort is alibi van R. Geissen

    10 van 11

    Productie 1: Smaad & laster tegen Ralph Geissen
    Productie 2: Eerwraak in het Nederlandse strafrecht
    Productie 3: Vonnis strafzaak tegen executeur MDNDR021
    Productie 4: Leugens politie Zeister brandmoord
    Productie 5: Ontslagbrief N. Achikzei
    Productie 6: Mutatie tegen Narges Achikzei
    Productie 7: Merkwaardige e-mails die door Narges Achikzei aan Geissen zijn doorgestuurd (Fw:)
    Productie 8: IP-adres 82.169.250.170 = Haroen Mehraban (of iemand anders die namens hem spreekt)
    Productie 9: Raad voor Rechtbijstand betaald alle uren van gevolmachtigd advocaat Ruijzendaal
    Productie 10: Medegedupeerde Exterminator spreekt zeer negatief over de familie Achikzei/Mehraban
    Productie 11: Merkwaardig bericht van IP-adres 93.125.238.254
    Productie 12: Medegedupeerden Watchman achterhaalt het woonadres van Narges Mehraban-Achikzei
    Productie 13: InternetOplichting.nl: ABN AMRO rekeningnummer 47.86.32.320 t.n.v. N. Mehraban
    Productie 14: Ruijzendaal wist dat zijn criminele cliënten een vermelding hadden op InternetOplichting.nl
    Productie 15: Emailadres van Narges Achikzei (narges999@gmail.com) is gekoppeld aan alliassen van internetoplichters.
    Productie 16: Leugenachtige ambtsverklaring van agente Anita Frielink (ps)
    Productie 17: Advocaat Ruijzendaal coördineert de (juridische) afpersingscampagne
    Productie 18: Valse dagvaarding van Ralph Geissen a.g.v. corruptie Anita Frielink (ps)
    Productie 19: Belangrijkste passages: “Je bedrijf of je leven”
    Productie 20: Medegedupeerde Buitendijk wijst naar ‘het heerschap N. Mehraban’
    Productie 21: Vermoedelijk heeft Haroen Mehraban een e-mail van mij doorgestuurd aan broer van executeur MDNDR021
    Productie 22: Reactie van Geissen op 5e dubieuze civiele rechtszaak van Ruijzendaal/Mehraban
    Productie 23: Valse briefjes van Ruijzendaal aan de Burgemeester van Zeist, Korpschef Utrecht, Hoofdofficier van Justitie en politiechef Zeist.

    11 van 11

    MDNDR011 wil identificerende gegevens van N. Mehraban niet opvragen bij ABN AMRO

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.

    Aan: R. Geissen
    Utrecht

    Bezoekadres:          Zeist, Utrechtseweg 141
    Korpsonderdeel:    districtrecherche
    Behandeld door:     Johan de Boer (ps)
    Telefoon:                 030-6972999
    Ons kenmerk:          –
    Uw kenmerk:           uw email dd. 29.03.2012 15:38
    Datum:                    02 april 2012
    Onderwerp:             opvragen rekeningnummer

    Mijnheer,

    Op donderdag 29 maart 2012 heeft u een email verzonden naar de politie Utrecht, die uiteindelijk mij ter beantwoording is voorgelegd. In de email verzoekt u de identificerende gegevens op te vragen van in de email genoemde bankrekeningnummer en u het resultaat daarvan te berichten. In antwoord op dit verzoek bericht ik u het volgende:

    Het opvragen van identificerende gegevens van een bankrekening kan geschieden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek en gebeurt door een opsporingsambtenaar. Het opsporingsonderzoek in het kader van uw strafzaak is inmiddels gesloten, gelet op de door u genoemde zittingsdatum, reden waarom ik uw verzoek niet kan honoreren. Hernieuwde opsporingsactiviteiten, waaronder dus ook het opvragen van identificerende gegevens, kunnen nu ter zitting aangevraagd worden.

    Met vriendelijke groet,
    De chef recherche / hulpofficier van justitie,

    MDNDR011

    Soms wordt door de druk van publiek en media de kans op tunnelvisie bevorderd, stelt tegenspreker Harro Kras. Hij noemt als voorbeeld het onderzoek naar de moord op een 23-jarige afghaanse vrouw uit Zeist.

    Getuigenis 218 van 225 in moordzaak Narges Achikzei

    Ambtenaar
    Soms wordt door de druk van publiek en media de kans op tunnelvisie bevorderd, stelt tegenspreker Harro Kras. Hij noemt als voorbeeld het onderzoek naar de moord op een 23-jarige afghaanse vrouw uit Zeist. Zij overleed in december 2009 nadat zij in brand was gestoken. er werd rekening gehouden met eerwraak. “De media zaten er bovenop. Deskundigen stonden in de rij om hun visie over deze zogenaamde eerwraak te geven. Inmiddels staat een verdachte vrouw uit de vrienden- kring terecht voor deze moord, waarbij het motief eerwraak duidelijk niet aan de orde is. De zaak toont de kracht van het onderzoeksteam. Het bleef alle scenario’s kritisch bekijken.


    Politieambtenaar Anita Frielink (ps) heeft aangifte gedaan tegen R. Geissen vanwege Smaad(schrift)

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.
    Van: Ronald
    Verzonden: donderdag 10 februari 2011 16:06
    Aan: Ton
    Onderwerp: FW: verwijderen en info betreffende Ralph Geissen

    Beste Ton,

    Kreeg vanmiddag een in eerste instantie een vreemde telefoontje, beller “onbekend”…

    Het bleek politie Baarn te zijn, zie mail onder…

    Zorg jij ervoor dat alles wat direct of indirect te maken heeft met Ralph / historie etc per omgaande van de site gehaald gaat worden?

    Ik wil graag de polishouders, potentiele clienten etc helpen maar niet op deze manier.

    P.s: de heer van de Politie schrijft dat ik de beheer ben, ik heb hem verteld dat ik de beheerder niet ben slechts de uitvoerder (mensen helpen die vragen hebben).

    Geef mij instructie hoe te handelen in deze.

    Met vriendelijke groet,

    Ronald


    Van: Wilpen, J. van (John) [mailto:John.van.Wilpen@utrecht.politie.nl]
    Verzonden: donderdag 10 februari 2011 15:57
    Aan: info@expiratieweb.nl
    Onderwerp: verwijderen en info betreffende Ralph Geissen

    Geachte Heer,

    Naar aanleiding van ons gesprek van heden middag 10-2-11 wil ik U het volgende vragen,

    Op de site http://www.expiratieweb.nl/narges/oplossing-zeister-brandmoord.htm, staan twee stukken.

    Oplossing zeister brandmoord/moordzaak narges achikzei en nog een stuk over de zelfde zaak.

    In bovengenoemde zaak wordt een collega van mij behoorlijk beschadigd.

    Er is dan ook een aangifte gedaan door mijn collega ter zake Smaad.

    Ik heb begrepen van U dat dhr Ralph Giessen de voormalige beheerder/eigenaar van voornoemde site was en dat u dit nu beheerd, uit naam van derden.

    Ik zal graag bovenstaande bevestigd hebben.

    Tevens vraag ik u om een kopie te maken van bovenstaande bericht (digitaal) en als het even mogelijk is dit bericht van de website te verwijderen.
    Het bericht is op 23-1-11 geplaatst.
    Bericht is mogelijk nodig voor bewijs. Bij opvraag gaat dit middels een vordering van het OM (officier van Justitie).

    Met andere woorden ik wil zoveel mogelijk info hebben over de site zelf, huidige eigenaar en beheerder.
    Tevens als het mogelijk IP-adres vanwaar het bericht is verzonden.
    Naam en adres van de heer Geissen.
    Gegevens van de huidige eigenaar om daar contact mee op te nemen.

    Met vriendelijke groet

    John van Wilpen,
    District Eemland noord,
    Eemnesserweg 52 Baarn,
    tel. nr. 06-10964729
    fax. 035-6467659
    Veelpleger coordinator,
    werkvoorbereider/screener.

    Geen inhoudelijke reactie van korpsleiding op R. Geissen’s klacht over het corrupte politieoptreden

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.

    Postbus 8300
    3503 RH Utrecht

    Aan:
    R. Geissen
    p/a Enoch Advocaten
    Postbus 4063
    3502 HB Utrecht

    Telefoon 0900-8844 (lokaal tarief)

    Bezoekadres                      Kroonstraat 25, Utrecht
    Korpsonderdeel                Korpsleiding

    Behandeld door                mw. M. van Rossum
    Doorkiesnummer            0900-8844
    Ons kenmerk                    2011-0107
    Datum                               2 februari 2011
    Onderwerp                       Klacht politieoptreden

    Geachte heer Geissen,

    In uw brief van 26 januari 2011 dient u een klacht in over de wijze waarop het strafrechtelijk onderzoek naar de “Zeister brandmoorden” is uitgevoerd. Ik zal uw klacht niet in behandeling nemen. De rechter bepaalt namelijk of het strafrechtelijke onderzoek deugdelijk was. Dat kan niet binnen de klachtenprocedure worden beoordeeld. U schrijft ook dat u wenst dat er een feitenonderzoek wordt ingesteld door de rijksrecherche. Aan dat verzoek kan ik niet voldoen. Een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de officier van justitie.

    Wat betreft uw aangiften het volgende.
    08-146199:
    Dit betreft geen aangifte maar een mutatie. Dat wil zeggen dat hetgeen door u gemeld is, bekend is bij de politie maar dit leidt niet tot een strafrechtelijk vervolg.
    09-192579:
    Dit is een aangifte waarvan de officier van justitie de beslissing heeft genomen deze niet strafrechtelijk te onderzoeken/vervolgen. Hiervan bent u door het Openbaar Ministerie schriftelijk op de hoogte gesteld. Als u het niet eens bent met deze sepotbeslissing, dan kunt u daartegen ingevolge artikel 12 Wetboek van Strafvordering schriftelijk uw beklag doen bij het gerechthof.
    2010247778:
    Dit betreft wel een aangifte. De officier van justitie zal bekijken of deze in behandeling wordt genomen. U wordt daarover door hem schriftelijk geïnformeerd.

    Als u het niet eens bent met mijn beslissing, dan kunt u binnen één jaar na ontvangst van deze brief de Nationale ombudsman vragen een nader onderzoek in te stellen. Het adres is: De Nationale ombudsman, Postbus 93122, 2509 AC ‘s-Gravenhage. Voor meer informatie kunt u ook het gratis telefoonnummer van de Nationale ombudsman bellen: 0800-335 5555 of de website raadplegen: www.nationaleombudsman.nl.

    Hoogachtend,
    de korpsbeheerder van de Politie Utrecht,
    namens deze

    W.H. Woelders
    plv. korpschef

    Uitnodiging van Jelle van de Kraats aan R. Geissen voor politieverhoor inzake smaad(schrift)

    De in brand gestoken Narges Achikzei en haar vriend hadden een heftig conflict met de 32-jarige Utrechtse ex-werkgever van de vrouw. De familie wordt in verband gebracht met oplichtingspraktijken. Tegen hen is in ieder geval aangifte gedaan door een benadeelde. Deze is zelf weer gedagvaard om een week na de brandmoord voor de rechter te verschijnen in verband met smaad. Hij zou gedurende lange periode de vrouw - een ex-werkneemster - hebben belaagd met e-mails en haar eer en goede naam hebben aangetast.

    Zeer waarschijnlijk heeft dit conflict een rol gespeeld bij haar gruwelijke dood. Het Openbaar Ministerie wil nooit inhoudelijk reageren op vragen over het juridisch conflict. Duidelijk is dat het conflict Achikzei en andere betrokkenen sterk onder druk zette.
    POLITIE UTRECHT
    District Binnensticht
    Wijkteam Zeist/Bunnik
    Wijkrecherche
    Kenmerk: Pl0920/ 09-001375

    Aan:
    R. Geissen
    p/a Enoch Advocaten
    Postbus 4063
    3502 HB Utrecht

    Betreft: uitnodiging voor verhoor.

    Zeist, 27 januari 2011.

    Geachte heer,

    Hierbij nodig ik u uit voor verhoor om op donderdag 3 februari 2011 om 10.00 uur te
    verschijnen aan het bureau van politie te Zeist, Utrechtseweg 141.

    U zult worden gehoord inzake smaad(schrift). Ik maak u erop attent dat u vooraf uw
    raadsman/-vrouw op eigen kosten kunt consulteren.

    Hoogachtend,

    Jelle van de Kraats